Simon Buschman (1941)
(e-mail)
Inleidingen, dialogen met rengadichters,
tanrenga’s, monorenga’s,
reflecties en foto’s.
voorbij de dagen
dat nachtegalenstemmen
van ver weerklonken
Taniguchi Buson, 1715-1783
Van jongsaf zijn Japanse verhalen, vertellingen, gedichten een rode draad in mijn leven. De toegangspoort tot de haiku is van Arakida Moritake, 1452-1549:
is dat daar een bloem
die terugkeert naar haar tak …
ach nee, een vlinder
Aansluitend de senryu (het maatje van de haiku), Anoniem, rond 1600:
nu is het te laat …
je legt geen warme deken
over een grafsteen
Dan de tanka van Taigu Ryokan, Zenmeester, 1759-1831:
Vanuit een bergwand
meandert helder water
tussen mossen door;
even stil en licht van tred
wil ik door dit leven gaan.
En de kyoka, het maatje van de tanka, van Sojun Ikkyu, 1394-1481:
Van alle dingen
is er niets feestelijker
dan een vaal doodshoofd;
houd dat in gedachten – en:
voel je er ontspannen bij.
Tenslotte de sedoka van Kakinomoto no Hitomaro, 653-707:
Tegenover mij
in de spiegel woont een beeld
dat mij soms plots vreemd aankijkt;
een man, verouderd,
die ik niet ken – zijn ogen
houden strak de mijne vast.
Vervolgens de tanbun (tanka/kyoka in een vertelling), tanhaibun (tanka/kyoka en haiku/senryu in een vertelling), de haibun (haiku/senryu in een vertelling). Zie www.simonbuschmanteksten.com – een website in wording. En pas rond 2000 de renga, het kettinggedicht. Hiernaast andere gedichten en teksten, veelal samen met medeauteurs – cocreaties.
Samen met Henk van der Werff als vormgever wil ik enkele websites samenstellen, toegankelijk voor iedereen, met keuzes uit mijn ‘schrijfsels’. Immers, zoals Matsuo Basho, 1644-1694, zegt:
een bergkoekoek zwenkt
naar een eiland – en allengs
versterft zijn roepen
Enkele bronnen:
1973/1994, ‘Haiku – Een jonge maan’, J. van Tooren, vertaling en toelichting
1981, ‘De waterwilgen – Japanse senryu’, J. van Tooren, vertaling en toelichting
1981, ‘Haiku – Een vroege pluk’, bloemlezing, samenstelling Simon Buschman
1983, ‘Tanka – Het lied van Japan’, J. van Tooren, vertaling en toelichting
1984, ‘De zomermaan – en andere Japanse kettingverzen”, ingeleid, vertaald en van toelichting voorzien door Noriko De Vroomen en Leo de Ridder
1988, ‘Als dauw op alsembladeren – Een levensverhaal’, Frits Vos, vertaling en toelichting
1993, ‘Drie Zenmeesters – Ikkyu, Hakuin, Ryokan’, John Stevens
1995, ‘Tussen twee oevers – Tanka & Kyoka’, samenstelling Simon Buschman, Adri van den Berg, Karel Hellemans
1996, ‘Een nieuwe vijver – Ryokan’, Frits Vos, vertaling en toelichting
2013, Vuursteen, tijdschrift voor haiku, senryu en tanka, zomernummer en winternummer
2015, Vuursteen, herfstnummer
2016, Vuursteen, zomernummer
2017, Vuursteen, lentenummer
2020, ‘Om Niets Om Alles’ …, Redactie: Hetty Mulder, Marian Poyck, Henk van der Werff
2021, ‘De tanrenga verkend’, Vuursteen, lentenummer, Paquita Perez en Tini Haartsen-Slappendel
foto: Chris van Houts
Job Degenaar (1952)
(e-mail)
Reflecties met foto’s en een terugblik.
Door vele wisselingen van scholen en studies, een internaatsleven, werk op avondscholen (docent Nederlands en NT2) en werkzaamheden die geregeld wereldreizen vergen, maak je weinig vrienden: steeds ben je aan het afsluiten en onderweg naar het volgende. Dat heeft zijn voordelen: het maakt enerzijds iemand onafhankelijk en levert wellicht een ruimere kijk op de wereld en de vele verschillende culturen op, maar anderzijds is zo’n leven tamelijk solitair. Om je als mens toch te kunnen uiten, liggen, althans in mijn geval, pen, papier en het bezit van een gitaar dan voor de hand.
Mijn literaire loopbaan begon op vroege leeftijd met het schrijven en componeren van liedjes, zeer simpel: met een schrijfblok en een band- of cassetterecorder. In mijn studententijd maakte ik als zanger-gitarist deel uit van de vijfkoppige Amsterdamse folkband Pentachord. In die tijd trad ik ook alleen op, met eigen liedjes en die van anderen. Op een bepaald moment besefte ik dat een pure tekst, zonder die muziek, ook heel effectief kon zijn: de klank van de woorden kan veel bijdragen aan de kracht ervan. Mijn teksten gingen toen steeds meer de literaire kant op. In 1976 verscheen mijn poëziedebuut, Bericht voor gelovigen, dat in diverse boekhandels ten onrechte op de afdeling Theologie belandde, een bundel waarin ook mijn eerste haiku’s een plek vonden. Sindsdien verschenen meer dan een dozijn dichtbundels in Nederland, een bloemlezing van mijn werk in Polen en Duitsland, schreef ik verhalen en beschouwingen over literatuur, kunst en cultuur en vertaalde lyriek van Paul McCartney, de Oostduitse dichter Reiner Kunze en van vervolgde schrijvers. Mijn jongste bundels zijn Hertenblues (2de druk 2018), Bijeengezwegen (2021) en Handkussen van de tijd (vierde druk, 2021). Altijd zijn in mijn werk essentiële ervaringen, ook wel ‘haiku-momenten’ genoemd, een rol blijven spelen, al dan niet vormgegeven in oosterse versvormen. De gitaar heb ik overigens nooit vaarwel gezegd. Bij optredens gaat hij nu en dan mee op reis, vooral bij avondvullende.
Van 2005 tot 2015 heb ik me als voorzitter van het Writers in Prison Committee van PEN Nederland sterk ingezet voor vervolgde en bedreigde schrijvers in de wereld. Sinds 2017 ben ik voorzitter van het PEN Emergency Fund, een uniek fonds dat wereldwijd schrijvers in urgente nood steunt. Als docent Poëzie ben ik verbonden aan de Schrijversvakschool Groningen (dependance Zwolle).
Voor meer informatie: www.jobdegenaar.nl.
Henk van der Werff (1958)
(e-mail)
Websiteontwerp & vormgeving,
renga’s, reflecties en foto’s.
De eerste kennismaking met haiku was de bundel van J. van Tooren: ‘Haiku, een jonge maan’, Meulenhoff, Amsterdam. Later, in 2012, is de sluimerende belangstelling aangewakkerd nadat ik de bundel ‘Haiku master Buson’ in een tweedehandsboekwinkel had gevonden en direct aangeschaft.
Vertalen van deze naar het Engels hertaalde gedichten leverde niet het door mij gewenste resultaat op. Ik ben toen verder gaan zoeken naar informatie en teksten over de Japanse poëzie. Uit deze tijd stammen ook mijn eerste aanzetten tot het schrijven van haiku’s. Inmiddels ben ik ertoe gekomen om een paar bundels uit te geven, waarvan ‘Een brede glimlach’ uit 2021 de meest recente is.
Fotograferen doe ik mijn hele leven al. Vanaf jonge leeftijd ben ik in de weer geweest met camera’s en fotografie. Dat hele veld heeft een grote en snelle vlucht genomen nadat de digitale camera’s op de markt kwamen en de ‘rolletjes’ – waar je het resultaat pas achteraf van kon bekijken – niet meer nodig waren.
Ook maak ik handmatig boeken in een beperkte oplage, waardoor ik ook in aanraking ben gekomen met het ontwerpen hiervan. Ik heb gemerkt dat ik van een ontwerp houd waarbij de inhoud voorop blijft staan. Dit idee heb ik ook toegepast bij deze website, waar de tekst en foto het voornaamste zijn en waar de opmaak niet afleidt van waar het om gaat – de tekst en foto! Inmiddels heb ik ook boeken ontworpen voor anderen.
René Rhee (1970)
(e-mail)
Foto’s bij rengareflecties.
Zoals zovelen maak ik al decennialang foto’s tijdens vakanties en bijzondere momenten, van mijn echtgenote, zoon en dochter, in de loop van een wandeling of – als de situatie het toelaat – op of rond mijn werk als ambulanceverpleegkundige. Eveneens wanneer ik er zomaar zin in heb, onafhankelijk van waar ik me op dat moment bevind – soms levert dat een fraaie toevalstreffer op. Ofwel, fotograferen vond en vind ik erg leuk. Tot voor kort zaten mijn foto’s ergens tussen de uitersten van kiekjes, best aardige foto’s en ‘die is raak’.
Enige tijd geleden raadde Simon, mijn vader, mij aan wat meer werk van fotograferen te maken. We hadden het er over. Ik vond het ook en ging een cursus volgen. Die bracht in mijn fotograferen van alles in beweging. En ik deed vervolgtrainingen, fotografeerde met steeds meer zin en resultaat. Het viel me trouwens al eerder op dat ik b.v. lijnenspel van een skyline, hefkranen, vergezichten en mierenlinten de moeite waard vind, dat ik best wel een gelaatsuitdrukking kan ‘pakken’ of natuurgebeurtenissen ‘zie’.
Sinds ik een écht fototoestel heb, gaat het – op een bepaald moment – trefzeker ‘klikken’ me nog beter af. En natuurlijk, ik ben ook regelmatig verbaasd om te zien hoe ná het kijken en mijn ‘vingertoptik’ een beeld tevoorschijn komt dat ik nog niet als zodanig gezien had.
Op dit moment is onze jonge hond Ollie, een Basset Fauve de Bretagne, zo vaak de moeite van het fotograferen waard: tijdens het uitlaten, zijn speelse momenten of uitdagend gedrag, zijn slapen en plots opkijken; zijn groter groeien. Dit alles is ook zo leerzaam; zo vertederend.
Toen Simon mij vroeg of ik een aantal foto’s voor deze website wilde verzorgen, ben ik daar graag op ingegaan. Foto en tekst; ik het fototoestel, hij de pen. En daarbij, ik denk dat mijn foto’s ook iets over mijzelf kunnen zeggen. Maar dat laat ik aan de kijker over.
Theo Jager
Foto voorpagina:
een plein in Chartres