Er is een stilte van alle tijden
die je bijna aanraken kunt, geluid
een langgerekte schaduw geeft,
getrouw de spaties tussen woorden
zet, opgaat in een lichte lindegeur
een windvaan langs een vlaggenmast
uilenvleugelslagen in de schemering
dit doezelend moment – en dan –
hoe lenig stil de stilte is in van hitte
zinderende velden, zich herneemt ná
de smak van een dichtgesmeten deur,
zodrá een nare smaak is weggespoeld.
Er is een stilte in doorwaakte nachten
die terzijde blijft, afwachtend wacht;
zij houdt zich stil in wie doodsbang is,
gekwetst, weggezet, tot met haar samen
er weer iets van klaarheid komen kan
stilte – een zachtmoedig personage
met haar thuis, ginds, in het hemelsblauw
jij bent er eveneens in zomeravondluwte
en hoe jij je invoegt bij verdriet, gemis;
jij, al vroeg een mistgetekend landschap
dat me zó vertrouwder voorkomt, want:
alles – herschapen in een anders; hier.
Foto: Stijn Ghijsen