een trein dendert langs –
de reiger aan de slootkant
kijkt niet op of om
geen mens en geen mus
op het plein te bekennen,
ook geen morgenlicht
steeds in haar eentje
liep fietste bromde zij van school
naar de boerderij
nu er onweer dreigt
halen zij de schelven binnen –
boer, boerin en paard