Simon Buschman: 18 Vertellingen, doorweven met poëzie
Erik Heijerman: 18 Beschouwingen over en vanuit de vertellingen
La vie est une grande peut-être. François Rabelais, 1494-1553
De bundel, hardcover, 88 pp, is voor € 15,– verkrijgbaar in de boekhandel.
Uitgeverij Buschman – Zeist – simonbuschman227@gmail.com – www.sbteksten.nl
“De vertellingen zijn denkbeeldig – autofictief, daarmee niet autobiografisch. Ze werden geschreven vanuit een gevoel dat Simon bij bepaalde gebeurtenissen, ervaringen en/of ontmoetingen in zijn leven had. Wel kunnen ze momenten of echo’s vanuit zijn eigen levensgeschiedenis bevatten.” EH
“In de vertellingen toont zich de condition humaine: de mensen en wat hen overkomt aan blijdschap en verdriet, geluk en tragiek, ontgoocheling en berusting. In de beschouwingen worden deze aspecten aldus benoemd, in een wenkend perspectief geplaatst, vervolgens filosofisch nader gearticuleerd.” EH
Vertelling – Op klaarlichte dag
Daar – aan de overkant, driehoog, is een glasman een zolderruit aan het inzetten. Zij staat aan een boom geleund, want je ziet immers niet elke dag hoe iemand in de dakgoot zo’n klus klaart. Het vraagt om een andere lichaamshouding, een andersoortige vaardigheid, een bepaald soort lenigheid die je wel of niet bezit om de ruit in één directe handeling in de sponning geplaatst te krijgen; om uiterste concentratie.
Maar ineens vliegt-ie uit zijn beide handen, scheert in een heftige windvlaag met een duizelingwekkende vaart naar beneden; met steeds weer lichtflitsen van zonweerkaatsingen en zwiepers naar links of rechts. En dan bijna horizontaal. Ogenschijnlijk doelloos.
Door de stormvlaag heen
spat het neerstortende water
op rotsen uiteen.
Taniguchi Buson, 1716-1784
Bij zomaar iemand die voorbijgaat, ietwat verderop, wordt door de scherende ruit een halsslagader doorsneden. Van nogal dichtbij ziet zij het bloed gutsen – de plotse verbijstering van en om die vrouw. Even doet niemand ook maar iets, is iedereen als aan de grond genageld. En plots gebeurt er van alles.
Zij kijkt dan naar daarginds – omhoog, ziet de glasman in de dakgoot met beide handen aan zijn voorhoofd gedrukt, bijna als een foetus ineengedoken; die lichaamstaal: de taal van het volstrekt wanhopige. Of-ie er niet meer wil zijn, of-ie wel/niet springen zal. Alleen maar: er voorgoed wég van zijn.
Bij menigeen vindt dit ook daadwerkelijk plaats, zoals een paar jaar geleden (maar – of het opnieuw zo is) bij haar hartsvriendin. Die merkte bij zichzelf dat zij zich nauwelijks tot geen vragen meer durfde of kon stellen, amper nog in het rond keek of naar zichzelf in de spiegel, het er in alles bij liet zitten; – en toen gebeurde het.
Het werd haar te veel –
die benauwende stilte,
ongeacht het uur;
alleen nog nacht ervaren,
iedere klaarlichte dag.