Mijn Ene oorsprong van bestaan
die mij draagt – maar niet stevig
wij wankelen –
kent een evenbeeld in mij.
Ik hoor verbaasd om het moment
geboden aan die ik herken uit een
veelvuldig vervormd verleden.
Een ongeletterde geest
schrijft de nooit gedane geschiedenis
van zaad dat niet wil bederven
in de schoot van een vrouw
en opnieuw wordt Zijn wet.
Marian van Roy
Vorig gedicht: Vader als jonge man volgend gedicht: De vader en zijn zoon