Met zijn goede oog
kijkt hij naar de fotograaf
aan zijn linkerkant.
Het blinde is verscholen
– een schaduwgeheim
De Schillerkraag die hij draagt
was in mijn tijd verdwenen,
romantiek van niks.
Ik herken dunne lippen,
voorzie een onderkin.
Onhandig prinsje,
te jong om mij Pa te zijn.
Twee ronde glazen.
Wat immer in hem doorvrat,
hier ziet men het verscholen.
Hans Reddingius
Vorig gedicht: De gesloten deur volgend gedicht: Zonder titel