Een gedicht van Ria Zifkamp

Op zondagmorgen is mijn vader steeds
gehaast. Hij jaagt ons op, hij bidt
en raast en pas wanneer wij naast hem
zitten in de lege, houten banken vindt
hij rust. Daar ligt zijn troost, zijn
lust en iedere zondagmorgen wil hij daar
als eerste zijn. Hij wil de eerste
klanken van het orgel horen; hij wil
getuige zijn hoe het koor opnieuw
geboren wordt door het binnenkomen van
de zangers, één voor één. Mijn vader is
nog voor de dienst begint al heel ver
heen, ontroering snoert zijn keel toe
en zijn blik wordt stom. Wij zijn zo dom
om stilletjes te keten, ontwetend van de
zwaarte van zijn ziel. En dat hij
‘soms als ons’ wil zijn: precies zo zwak,
precies zo klein. Een kind dat om zijn
Vader roept en zich bemind wil weten.

Ria Zifkamp

 
 

Vorig gedicht: Vaderdag