Nicole Van Overstraeten, 1936-2023
Ochtend, carnaval
ik verf mijn lippen knalrood
en stap in een japon
van onbedaarlijk blauw –
zo treed ik uit dit duister. *
“Ik schrijf omdat ik niet anders kan. In mijn poëzie, dagboeken, kortverhalen speur ik naar sporen van mijzelf. Zo kom ik tot het besluit dat niets menselijks mij vreemd is, dat verlangen naar schoonheid, geluk, menselijke warmte en erkenning van alle tijden is; en van iedereen.”
~ ~ ~
“De lucht was blauw. De ochtend was helder en frugaal. Het leven leek eenvoudig. De dag begon. En toen die vlinder.”
in het turkooisblauw
van de hemel lijkt het wel
transparant – als in een droom
zwevend naar de zon
met gehavende vleugels
haar voelhorens intact **
~ ~ ~
de dag blijft duister
geen uitzinnig gefluister
in mijn keukentje
“Wil een ijsgod mij een verhaal vertellen? Wil hij mij lokken naar de eeuwige ijsvelden, waar ik, ijskoningin, in een fonkelende slee, met sneeuwkristallen in mijn haar en een kroon van lumineuze ijspegels, voor altijd mag ronddwalen, mijn zorgen frozen for ever?”
oorlogswinter
onze kracht is eindeloos
onze pijn een vogel ***
“Dan, ik voel me wegflitsen naar een buitenaardse plek, naar een verre sprookjestijd.”
*) Haar eerste tanka
**) Haar enige sedoka
***) Haar laatste haiku; doodsvers
Samenstelling: Simon Buschman
Vorige tanhaibun + reflectie: Erik Heijerman + Inge Steenmeijer