De lokroep van de tanhaibun

Naast aandacht voor de tanka, renga (het schakelvers), in het bijzonder de haiku is er de laatste jaren ook meer belangstelling voor de tanbun en de haibun. Een vertelling waarin proza en tanka met elkaar verweven zijn, wordt tanbun genoemd; het Japanse ‘bun’ staat voor vertelling. Zo is er ook de vertelling haibun: proza en haiku vervlochten. Oftewel: het karakteristieke van de tanbun is het ineenvloeien van proza en tanka; bij haibun van proza en haiku. Beide vormen ieder op zich een ware twee-eenheid: het vers en de tekst ineen.

Sinds enige tijd is er ook de tanhaibun: een vertelling waarin zowel de haiku als de tanka eigenstandig maar ook samen het proza doordesemen. Zowel het eigene van de tanka als het eigene van de haiku geven een specifiek cachet aan de vertelling. Immers, de tanka (sinds 500) en de haiku (sinds 1600) zijn wezenlijk verschillend, blijven dat in de tanhaibun maar weten samen met het proza een drie-eenheid (een vertelvorm) te bewerkstelligen.

Er zijn verschillende ‘proefteksten’ als tanhaibun geschreven. Daarin was van belang om in de aanzet voor tanhaibun het gevoel te hebben dat het om iets anders ging dan de haibun of tanbun. Zo ontstond – met veel ja’s, nee’s, misschien’s, echt anders hoor, mooi zeg! – een zekere souplesse en vooral sfeergevoel om het nieuwe ‘taalverschijnsel’ eigen inhoud en vorm te geven vanuit: tekst-tanka-haiku (in welke volgorde ook). Het gaat om drie maatjes in een andere vertelvorm – als in een ecosysteem!

De volgende stap was om hier naar buiten toe enige ‘ruchtbaarheid’ aan te geven en ook te bezien of er aandacht voor zou ontstaan. En zo ja – wat inderdaad zo was – om in allerlei uitwisselingen aan ‘bekendheid’ te werken die misschien tot enthousiasme zou leiden en: zou inspireren om zélf een tanhaibun te schrijven – te creëren. Voor ingewijden was de publicatie van ‘Het ontstaan van de tanhaibun’, Vuursteen, tijdschrift voor haiku en tanka, lente 2025, een mooi moment. Vervolgens stond in Vuursteen, zomer 2025, ‘de erkenning van de tanhaibun’ door Marian Poyck, hoofd/eindredacteur: “… waardoor ik vind dat dit een heel goed voorbeeld is om de tanhaibun als nieuwe vorm in het licht te plaatsen.”

Tanhaibun – Theo Fransen – Zie het aan

Een sperwer scheert
– de vleugels zwiepend –
ergens recht op af.

Voor het raam staand: met een doffe dreun slaat een vogel tegen de zijkamerruit. In een fractie van een seconde zie ik: een duif – de duif die – weerkaatsend – met twee klauwen gegrepen wordt door de sperwer; en deze wég is met de prooi.

Ietwat bekomen van de schrik: het silhouet van de duif op de ruit, een zacht grijswitte tekening, de vleugels gespreid, de staart breed, de borst een ronding, de hals en het kopje naar links. Dit alles haarscherp, tot in de finesses, levensecht. Ook de volgende dag: alsof de duif blijven wil.

Dan, het lijkt meer of de duif ontzield is; het de ziel van de duif zelf is. De ziel die zegt: je kunt bij toeval of heel gericht een prooidier worden. De ziel die er getuigenis van aflegt: zó werkt het in de natuur: jij – je kunt vaak of zelden gevrijwaard blijven van het fatum: gegeten worden

Voor de spiegel staan,
jezelf in de ogen kijken,
indringend – en pas
op het gegeven moment
‘zie de mens, zie mij’ zeggen.

 
 

Vorig taalduet: Haibun          Volgend taalgedicht: om wat er toe doet – vertelling SB