1
Het is niet anders
dan in een vorig leven
waarin veel gebeurd kan zijn
of wat me nog te wachten staat:
verdriet dat iets moois wordt
een afnemende maan
het ruisen, de stilte erna
fietsen in storm en regen.
En toch — hoezeer ook
de moeite waard —
daar gaat het mij niet om,
het is veel dichterbij;
dit, hier — ik raak het aan:
2
niet hoe ik sterven zie, woestijnen,
eureka’s na doorwaakte nachten,
de vreugde van oogstrijpe velden,
maar de eenvoud van dit, hier:
zomaar op een middaguur
met jullie, vader, moeder, de passant,
gevieren klaverjassen
— met voldoende oog dan voor elkaar.
Ik regel ter plekke
een tafel en de stoelen
’t groene kleed, twee spellen kaarten
koffie de drankjes — maar bescheiden;
nodig Carla uit en de passant’s vriendin.
Vorig gedicht: Een eigen handschrift