Vertelling: Vera – 3
Om de paar maanden ben ik enkele dagen welkom bij het echtpaar. We trekken met elkaar op en doen dingen voor onszelf. Zij zorgen ervoor geen schuil-ouders te worden. Ik zou dat best willen. Maar begrijp hen. Denk dan ook aan mijn ouders, mijn moeder van jaren terug; mijn vader van onlangs:
zijn overlijden
na weken zoveel wegdoen
die kastenleegte
Veel troost en er-zijn krijg ik van mijn jeugdvriendin Martha. We hielden al contact met elkaar; nu wordt het daadwerkelijk er voor elkaar zijn. Zij maakt ook het nodige door, een echtscheiding, erna een stukgelopen relatie. En een burn-out. Maar nu is zij het te boven, krijgt weer rollen in het theatergezelschap; ook wel ‘leven achter een masker’.
Mijn wandelen, daarin lijkt iets te veranderen. Ik heb er wisselende gevoelens bij. Ook omdat ik weet waar het weleens over zou kunnen gaan. Ik vertel erover. Pierre en Eugenie dringen niet aan maar knikken soms bedachtzaam. Kijken elkaar dán juist niet aan. Ik denk: zij zien wat mij nog weerhoudt om erover te spreken.
Tijdens een kaartspel leg ik mijn innerlijke kaarten open op tafel (of ik ze, denk ik achteraf, bij me van de borst vrijliet). En vraag of zij intussen vermoeden of weten wat mij zozeer bezighoudt. ‘Als je wilt, zeg het maar.’ – ‘Ik leef in een ander lichaam dan die ik ben.’ Krijg een huilbui.
stel dat Narcissus
zichzelf als een vrouw zou zien –
en dan nog eens keek
Eindelijk
Een literaire avond. In de nazit komen Lisa en Karel met elkaar in gesprek. Zij blijken veel te hebben met de geschiedenis van het sonnet; maken een afspraak. Een zonnige dag, echt iets voor op een terras. Zij vertelt ook dat zij in de laatste fase van de echtscheiding zit, erg verdrietig is en zich kwetsbaar voelt.
Een man loopt langs, kijkt naar hen, loopt naar het dienstertje (zo heette dat in die tijd, rond 1960), komt naar hen toe, groet Lisa, geeft hem een hand, Herman – Karel, gaat zitten, begint een monoloog. Lisa luistert meer en meer gespannen, krimpt wat in elkaar. Hij heeft het over haar echtscheiding Over wat hij ervan vindt. Voor Karel op het onbetamelijke af, zeker omdat hij erbij zit.
de knobbelzwaan
landt met vleugelslaggedruis
rondspattend water
Zijn toon wordt killer. Dan buigt hij zich voorover om zijn koffiekopje te pakken (hij bestelde koffie voor zichzelf). Het moment om ‘in te breken’. Op onderkoelde toon (met daarin verontwaardiging) zegt Karel: ‘Hoor je hoe je bezig bent, kouwe kikker’. Herman raakt van zijn à propos, stuntelt nog wat en moet hoognodig naar een afspraak. Zijn koffiekopje is pas halfleeg.
Lisa en Karel kijken wat voor zich uit. Zij zegt dan: ‘Dank je, je had helemaal gelijk – maar moest het zó?’ Hij sputtert nog wat en zegt ruiterlijk: ‘Je hebt gelijk, dit noem ik vanaf nu: behorend bij mijn Achilleshiel’. Lisa: ‘Eindelijk een man die het zomaar zegt. Ik wil je graag vaker zien. Ik vind je – op zojuist na – zachtmoedig.’ Dat wordt een paar keer per jaar (Lisa verhuist naar het Zuiden), mailen en bellen.
Wanneer zij aan een tweedaags congres deelnemen, besteden zij meer tijd aan hun gesprek. Dan: ‘Ik kan het, Lisa, nog steeds niet aan mijn huisarts vertellen, noch aan vrienden. En nu eindelijk dan hier – je weet het al jaren, ik zag het aan je, je wist te wachten: ik woon in een me steeds vreemder wordend lichaam. Dit lichaam is mijn echte Achilleshiel.’
jaren ondergronds
verpoppen, vleugels drogen,
dan anders leven
haibun: vera bergman tekening: cornelis hoek haibun: simon buschman