Duet 35b

Duet

Tussen de dennen
een vloed van licht – daar ergens
zal water wezen.
AvT

Zomerse dagen –
de geur van een dennenbos
ver over de hei.
SB

Duet 35b

Een glas karnemelk

Even bewegen
de uiterste halmen, heel licht
huivert het ven
als geraakt door een herinnering,
ongeweten voorbijgaand.

J. van Tooren, pseudoniem van
Anna Maria (Annie) Mulder-Swanenburg de Veye (1900-1991)

Vijfentwintig jaar geleden werd het lichaam van Annie van Tooren bijgezet in het familiegraf te Muiderberg. De Algemene Begraafplaats heeft een lange, rijke en bewogen historie, het nalezen waard. Helemaal rechts achteraan is haar rustplek, erna een grasveldje en een beukenhaag. Erboven de wolkenlucht van iedere dag, vandaag grijzig met hier en daar wat lakse wolken. Ganzen die het formatievliegen oefenen gakkeren over, kiezen hun positie in de V; of struinen er wat omheen. Immers, straks pas gaat het ‘volleerd’ — begint de jaarlijkse, gestage trek naar het diepe zuiden. Wie daar niet in past, er zich niet in weet te voegen of het niet volhoudt, valt onderweg uit en is daarmee hopeloos verloren; wordt aas voor de vele omhoog kijkende vossen, wachtende gieren en allerlei kraaiachtigen.

Maar nu, van Badlaan 25 naar de Zeeweg — het Gooimeer, een jarenlang project van Natuurmonumenten, bedreigd door bezuinigingsdrift van een staatssecretaris. Aan de randen langs het dorre, kalende riet hier en daar wat rommelige vlekken meerkoeten, statige zwanengezinnen en onrustige meeuwen. Talloze vogels met al hun geluiden en bewegingen, hun zwermgedrag en onderling gedoe. Annie schreef erover, zij ligt er nu vlak bij in de buurt. Het marmer van de grafsteen is valend wit met speelse vlakken grijs en verwering, maar lijkt ook ontoegankelijk voor naar wie verwezen wordt: naar Anna Maria, naar Annie. Zij is herinnering geworden, sinds decennia al; een dierbare herinnering die niet meer ‘ongeweten voorbijgaat’ maar hier voor altijd en voorgoed tot rust kwam. Ik sta bij de familiesteen die met een korte tekst ook naar haar verwijst. Annie zelf heeft zich sinds 1991 geheel in zichzelf teruggetrokken, voor eeuwig, ook (met haar eigen interpunctie) in:

Als langzaam, langzaam
de avondhemel bleek wordt
weet ik weer zeker:
nooit zal de gloed verbleken
in mij achtergebleven.

De begraafplaats is uniek door het grote aantal familiegraven die geschiedenissen te vertellen hebben. De grafstenen zijn intussen verweerd, sommige overdwars gespleten — of iemand er uit wilde ópstaan. Namen en jaartallen sinds 1833 tot vorige week, een kind van acht. Je kunt zien dat de kerkhofbeheerder aan de oude graven slechts algemene zorg besteedt. Meer niet. Zij zijn geschiedenissen die niet meer doorverteld worden, stilgevallen zijn. Veel grafteksten zijn nog amper leesbaar: verhalen met gesloten ogen, dichte lippen, rustende handen. Er is sindsdien geen verhaal meer van Annie, van haar gewillige hand die schreef: ‘Door Gods genade/ ligt dit land/ in zoveel open water.’ Geen poëtische overzettingen meer — ‘De gedichten zingen in mijn oren, willen vertaald worden.’ En ook niet meer de liefdevolle brief — eindigend met: ‘met een zoen van Annie.’ Wel de tanka:

Over de golven
gaat het ruisen van de zee
met grote stemmen;
maar de golven van verdriet
die op ons hart slaan, zwijgen.

Annie, blijmoedig en met zin in het leven maar ten diepste ook kwetsbaar: Zoek de blauwe bergen niet …/ zij dromen angstig van het lied,/ dat zij nimmer schiepen.

Zij is een dichter, dichter-vertaler in hart en ziel; zei altijd: ‘Ik kan niet anders.’

… als wolken drijven wij voorbij.
O mens, verheug u.

Of de haiku die zij haar levensmotto noemde, dúrfde benoemen:

Een late maan staat
lang aan de hemel die al
hoopt op morgenlicht.

Zij maakte grote naam met ‘Haiku – Een jonge maan’, ‘Senryu – De waterwilgen’ en haar magnum opus: ‘Tanka – Het lied van Japan’. Zij gaf lezingen, was betrokken bij de oprichting van de Haiku Kring Nederland – HKN en het tijdschrift ‘Vuursteen’, voor haar de periodiek voor tanka en haiku. Zij schreef vele artikelen in haar huis aan de Floralaan te Eindhoven maar bij voorkeur in haar zomerhuisje te Lieshout:

Hoe riepen de vogels
over de bloeiende heide,
de glanzende vennen.

Zij gaf allerlei interviews waarin zij voor tanka en haiku steeds weer vroeg om soepel, lenig taalgebruik in een sobere maar ernstige toepassing van de klassieke vorm. En zij schreef eigen, vrije, lichte, melodieuze gedichten. Van ons, voor haar postuum, verscheen in nauwe samenwerking met haar dochter Anne-Marie in 1995 een bundel met tanka’s: ‘Hoog uit het blauw’. In haar laatste brief aan mij in september 1990 waren haar laatste woorden in haar karakteristiek maar beverig geworden handschrift: ‘Dag lieve Simon – – – Ja, een tanka moet zingen, moet een lied vol betekenis zijn; en gevoel.’

Annie rust nu in het familiegraf van de begraafplaats in Muiderberg, op een steenworp afstand van het Gooimeer. Naast onze brieven en telefoons, naast alle contacten rondom de HKN en ‘Vuursteen’, zagen wij elkaar in Eindhoven en Lieshout. Tijdens de lunch dronken we een glas karnemelk, spraken over het wit en de smaak ervan, vooral de zuiverheid ervan; en herhaalde zij: “Zo zou ik met iedereen die mij dierbaar is en die om mij geeft aan tafel willen zitten.” Daarom drink ik op haar graf óók een glas karnemelk, met een lichte knik naar de marmeren steen, valend wit met speelse vlakken grijs.

Bent u in de buurt van Muiderberg, Badlaan 25, zoek Annie even op, helemaal rechts achteraan; neem een pak karnemelk mee en een glas om daar ter plekke in te schenken en dicht bij Annie slokje na slokje leeg te drinken.

 
 

haiku: annie van tooren        foto: rené rhee        haiku: simon buschman

 
 

Vorig duet: Duet 35a          Volgend duet: Duet 36