Elders

Wat je vergeet bevindt zich elders,
spoelt aan buiten het geheugen om,
nog net heelhuids, rond gebleven
— zo zonder doel, bestemmingloos;

je stem van tijd tot tijd onvast, niet
vluchtig: hoe het sneeuwen gaat,
door allerlei gedachten dwarrelt,
zomaar een tijdlus maakt,
de horizon in cirkels vangt,
een zoekgeraakte evenaar;

gedachteloos zoek jij de krant;
jij zegt een naam die naar iets staart,
verlegen lacht, soms bijna snikt
en zich herhaalt: jij zet je schrap;

je naam die veel van reizen weet, de
bergen kent, nu de voordeur openzet,
de tuin inkijkt, uit wandelen gaat;
sindsdien niet meer besluit om óm
te keren — hooguit wat traag besef
daarvan; je sjokt maar voort en wat

vergeefse moeite dat dan vraagt;
jij bent te laat teruggevonden, je
lichaam stijf, in zomerjurk bevroren,
die angst, nog steeds, diep in je ogen.

 
 

Vorig gedicht: Niet wat er staat          volgend gedicht: Eigen ruimte