Eigen ruimte

― Wat doet het je, hoe voelt het aan:
zes minikroontjes (losgemaakt van zes
minitomaten, al dagen rood en rond,
in een schaaltje in de vensterbank).

Onderaan de rand van het etensbord
dat tot nu toe ongebruikt bleef, liggen
ze met een vroeg of laat gestelde vraag
die zich herhaalt tot-ie gewoon wordt:

Wil je vóórloper zijn — of achterblijver,
liever midden in de groep gaan zitten,
ook waterdrager voor de kopman zijn?
De baan maakt heel precies een cirkel,
coureurs beginnen aan hun rondedans.

Dit is hét moment dat de commentator
de strijd allure geven kan — vertelt wat
slechts ’n kenner weet, zo ruimte neemt
om te beweren wat weinigen verzinnen.

Inderdaad, er is veel te bedenken, ook:
dat het slechts om minikroontjes gaat
die strakjes bij het fruitafval belanden.
— Wat doet het je, hoe voelt het aan?

 
 

Vorig gedicht: Elders          volgend gedicht: Doezelt weer