En zij, nabestaande

Job Degenaar, reflectie

De renga met Nora Schneider laat zien hoe een tragisch verdriet bijgestuurd kan worden door een innerlijk proces. De ik-figuur kijkt naar een wilde zee. Ze draagt de schaduw met zich mee van haar plotseling gestorven geliefde.

Kust - een foto bij een reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Simon Buschman roept op om zich af te wenden van de zee en enkel te luisteren naar de stilte. Die wilde zee is zelf een voorafschaduwing van een storm die het bos ‘leegveegt’, vergelijkbaar met de storm in het leven van een nabestaande, die een leegte achterlaat en een angst voor het doorgaande leven tot gevolg heeft: ‘ik vrees de lente’.

Ik dacht bij het lezen van die angst onmiddellijk aan de beginregels van het gedicht van T.S. Eliot: ‘The Waste Land’, 1922:*

“April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.”

En opnieuw adviseert Buschman haar om de natuur los te laten en zich te richten op haar eigen ‘veerkracht’; dat aan te durven. Haar behoefte aan contact in een geciviliseerde omgeving (‘stad’) wordt tenslotte door haar medeauteur aangevuld met het voorstel van een wandeling terug naar die natuur, het bos, het duin om uiteindelijk in een louterende bevrijding terug te keren bij zee – en daar ‘de zee zien’.

En zij, nabestaande - reflectie van Job Degenaar

Foto: Job Degenaar

Zo is de cyclus rond en zou er bij de ik-figuur sprake kunnen zijn van een geëvolueerd verdriet – een aanvaard verdriet.

* ‘The Waste Land’ in de vertaling van Paul Claes, De Bezige Bij, 2007:

“Het Barre Land

April is de grimmigste maand, hij wekt
Seringen uit het dode land, vermengt
Herinneringen en verlangen, port
Lome wortels op met lenteregen.”

 

Vorige renga: Renga met Nora Schneider          Volgende renga: Renga met Greet Niederländer