Haar euvele moed – 2

Na haar besluit gaat zij, tijdens de afronding van haar cliëntcontacten, zelf een jaar in psychotherapie, als een evaluatieve terugblik; met het oog op morgen. Zij komt er nu definitief toe om teruggetrokken te gaan leven; regelt alles tot in de puntjes. Zij schaft zich boeken en geschriften over mystici aan, in het bijzonder van Hadewijch, tevens groot dichteres en schrijfster. Van jongsaf raakt de mystiek haar; en die kan nu haar ziel worden:

De tijd en het licht
vinden een thuis in Het Woord,
de zee ruist niet meer,
elke horizon valt weg
in Het Groot Onbepaalde.

Spiegelkuip

Foto: René Rhee

Haar lang gekoesterde, stilgehouden wens – het voorgoed op zichzelf gaan wonen – hier in haar hermitage dichtbij Almonte; een weids uitzicht over verre velden, krachtig strakblauwe luchten, haar geliefde huisje, elke dag een maaltijd bereiden, lange wandelingen, ‘opgaan in het landschap’, het rijk palet aan geuren in zich opnemen. En, zo helemaal zichzelf, van binnenuit: neuriën.

Al ver gekomen
op de goddelijke weg,
vraag ik naar het eind;
hoor dan de wind in dennen,
ruisende langs bergkruinen.

Hoshi Saigyo, Zenmeester, 1118-1190

Dag, nacht, blijvend: ‘bagaystern aun lernen ― belangstelling tonen alsook lernen’ – een grondhouding in de Joodse beschaving; niet allereerst een antwoord op welke vraag dan ook zoeken maar een vraag van alle kanten en zijden bezien om de essentie ervan te vatten, zich daar goed bij te voelen; niet dat steeds weer effectieve (instinctieve) zoals bij dieren, naarstig op zoek naar voedsel:

Het zilvervisje
ijvert zich rondzoekend voort
– dat een jaar of acht;
in het eerste morgenlicht
schuilt het weg, wacht de nacht af.

De vogelzang, al die kleurschakeringen, een zoele wind over de golvende velden; het besef dat je voor velen van betekenis bent geweest en nu voor jezelf kiest, wat tevens inhoudt: opgaan in vergetelheid als een persoonlijke vorm van existentiële teruggetrokkenheid, de euvele moed hebben dat waarachtig onder ogen te zien; aan te gaan – een weloverwogen, terugtrekkende beweging uit de sociale leefomgeving maken en zo het alleen-zijn het basale ‘rustpunt’ van je bestaan laten zijn: ton tréfonds.**

Daar ik zou denken
dat de werkelijkheid gewis
werkelijkheid is,
waarom dan niet te denken
dat dromen écht dromen zijn …

Hoshi Saigyo, Zenmeester, 1118-1190

Bosrand vanuit een prieel

Foto: Simon Buschman

Hadewijch, uit: Strofische gedichten

Wat moet ik, rampzalige vrouw, gaan doen?
Met recht mag ik het Geluk wel haten.
Het rouwt me zozeer dat ik leef:
ik kan in de liefde niet leven,
noch het beminnen laten.

I, r. 25-28

De handelwijze der liefde kan niemand begrijpen,
hoe wijs hij ook zou zijn;
ze wondt in de kern van zijn hart diegene,
die nooit naar de boeien der liefde verlangde,
die gaarne onder de hoede der liefde zou leven,
brengt ze totaal van streek;
en die gaarne de liefde in algehele
eniging genoot, houdt ze in rampspoed,
zodat hij niet weet hoe haar aan te pakken.

XXXIX, r. 19-27

* Het zilvervisje, een klein, zilverachtig geschubd en watervlug insect (vandaar: -visje); dikwijls verblijvend in onze badkamers en keukenkastjes, wordt in het Vlaams heel fraai een suikergast genoemd. En zeer opmerkelijk: een zilvervisje, een nachtdiertje, kan wel acht jaar oud worden.

** Jacques Lacan, 1901-1981: ‘Ieders leven is één groot maar onvervulbaar Verlangen.’

 
 

Vorige vertelling: Haar euvele moed – 1          volgende reflectie: Het alledaagse