Haar urn

Voor Carmela Romero, 1931-2012

Sinds haar overlijden ga ik een paar maal per jaar naar haar leefplek van toen. Bijzonder, de fruitboom van 1980 is zichtbaar aan het afsterven, hij verkommert.

Zo lang al fruitboom
– met wat schrale bloesem nu,
licht gebladerte,
hier en daar dorre takken;
en geen vogelnesten meer.

De keuterboerderij (het rieten dak goeddeels overgroeid met plaggen bloeiend mos) ligt verscholen in het glooiend landschap, een uurtje van de Atlantische Oceaan. Een paar jaar na het overlijden van moeder stierf vader; in 1979. Ik woon intussen vanaf mijn achttiende in Ayamonte, op een steenworp van een prachtig natuurgebied, de Algarve (rijk aan golfbanen) in Zuid-Portugal.

Carmela verhuurde de opstallen en de belendende percelen weiland. De boomgaard met een vijftal fruitbomen hield zij aan. In 1980 plantte zij een fruitboom ter nagedachtenis aan onze ouders: Paco en Damita. Zij koesterde deze, snoeide waar en wanneer nodig, plukte de rijpe avocado’s.

Bankje in het bos

Foto: Simon Buschman

Er vlakbij zette zij een zelfgemaakt bankje; een weids uitzicht; háár plek; zij zat er vaak tot diep in de nacht. Aan de linker leuning hechtte zij het eikenhouten plankje waarop vader ooit had uitgesneden: ‘Carmela, leef lang, leef vooral goed’.

De koperfazant
in zijn nest, alleen in slaap;
de lange sleepstaart
helemaal met rijp bedekt
en beschenen door de maan.

Fujiwara no Teika, 1162-1241

Iedere dag wandelde zij met Diablo, een deugniet. Zij bleef alleen, studeerde Engelse literatuur en promoveerde op het feminisme van Virginia Woolf. Uitnodigingen voor lezingen, docentschappen, artikelen sloeg zij doorgaans af. Wel bezocht zij congressen alsook de plekken waar Virginia Woolf had gewoond, gewerkt, gewandeld of verbleven.

Zij zei dat dit alles uit belangstelling was. Zij hield ervan zich in een onderwerp te verdiepen, in het bijzonder over het leven van een boeiend iemand. In de opkamer was een wand met uiteenlopende lectuur, vooral over haar auteur; ook kritische teksten.

Even bewogen
de takken van de esdoorn,
nu zijn ze weer stil;
maar het eerste waarschuwen
van de nachtwind is verstaan.

J.C. van Schagen, 1891-1985

Een druppel in een plas water

Foto: Marianne Kieft

~ ~ ~

De werkster trof Carmela op maandag 20 april 2012 aan in vaders leren stoel, haar hoofd licht opzij achterwaarts, haar lange armen langszij de leuningen.

Haar zilvergrijze urn werd bij de oudersfruitboom geplaatst; op een eenvoudige sokkel met op een tinnen plaatje de enige tanka die zij ooit schreef. Deze werd gevonden als notitie op een bladwijzer toen zij ‘Nippon Gakujutsu Shinkokai, The Manyoshu, 10.000 poems’, Tokyo 1940, las:

Soms is er zo’n nacht:
nergens fonkelen sterren
― heel de lucht verhuld;
zonder maanlicht m’n handen,
zoals vroeger, nú vouwen.

Haar nalatenschap schonk zij per testament aan een Virginia Woolf Genootschap. Op elk van de veertien dozen met haar decennialange correspondentie e.d. stond: ‘s.v.p. ongezien en ongelezen verbranden’. Aldus een symbool van een rijk, verstild, ingekeerd leven; op eigen wijze opgegaan in vergetelheid.

In de keuterboerderij, hier en daar aangepast naar hedendaagse woonwensen, woont nu een jong gezin; met een hond, een bouvier, kalm (die ógen), die veel van de kinderen kan hebben, met ze speelt, zo heerlijk voor de open haard zijn dutjes doet.

~ ~ ~

Ik overweeg wel eens om mijn aantekeningen in een verhaal, misschien zelfs in een novelle uit te gaan werken, maar aarzel nog steeds, kom er nog niet aan toe; voor mijn gevoel ook omwille van Carmela, mijn dierbare tweelingzus.

 
 

Vorige vertelling: En dat wederzijds          volgende vertelling: Alleen daar