De kwelders langs de kust van Islantilla en belendende dorpen vibreren mee met de getijden. De smalle geulen lopen vol met vloedwater, vallen droog bij eb. Hier en daar liggen verzonken leemplekken; er is laaggroei die leeft van ziltig water, regen en dauw absorberend. Een wereld op zich; een groots en bezield ecologisch gebied.
Ik wandel er graag, leer bepaalde plekken beter kennen. Ook een opmerkelijke: een leemkuil waarin ik, nu zes jaar geleden, een laarzenspoor zag. En de keren erna datzelfde laarzenspoor van toen; of er zojuist nog iemand doorheen getrokken is. Die paar meters waarin de tijd van stilstaan maar ook van doorgaan weet.
Foto: Photomind: Pierre Emanuel
Sommige mensen
zijn nog vroeger dan ik
met zaken bezig –
er staan al voetafdrukken
in de rijp op deze brug.
Yomo no Akara, 1749-1823
In dezelfde leemkuil roze getinte krabben die met vloed in hun solitaire holletjes zitten en proberen te vangen wat er te vangen valt, wat langskomt en prooi wordt; de krabben die bij eb op zoek gaan naar grondvoedsel, in willekeurige groepjes; een gekrioel van jewelste. Maar vooral: het is hun vaste leefplek, hun eigen omgeving – alleen daar; bij eb en vloed, elk seizoen.
Een laarzenspoor trekt
dwars door een brede leemkuil,
eb in de kwelder;
daar leven krabben hun tijd
en sterven dan ter plekke.
Een verstild ecosysteem als onderdeel van een groter geheel, de kwelders dicht achter een smalle duinenrij met enkele boezems voor in- en uitstroom der getijden:
de kweldernevels –
dan ineens de open zee,
hoog het hemelsblauw
Taniguchi Buson, 1715-1783
Die ervaring: het langstrekkende laarzenspoor, jaar in jaar uit, ooit eenmaal maar nu iedere keer opnieuw; en de krabben in hun dagelijkse hier-en-nu; in hun leemkuil, in hún universum.
Beide ongevraagd maar voorgoed bijeen in een ecologische tijdcurve. Dat beseffen; en er tevens in de buurt van zijn; een vaste bezoekplek in mijn leven, zoals vroeger mijn ouderlijk thuis.
Vorige vertelling: Haar urn volgende vertelling: De slobeend