Haiku 34

 

onder regenwolken
blijft een blauwgrijze reiger
van glans verstoken

 

honderden mieren
krioelen een zomerweek
door een vogellijf

 

twee mantelmeeuwen
tussen helm – van tijd tot tijd
rekken zij hun nek

 

de wilde ganzen
maken geen gerucht,
laten mij hun stilte na

 
 

Vorige pagina: Haiku 35          Volgende pagina: Haiku 33