Haiku 33

 

sta ik stil,
zij doet dat ook – loop ik door,
de maan stapt mee

 

ik vul mijn vulpen;
na een paar brieven aan jou
is het weer zover

 

in het late licht
geurt de zware polderklei
naar open graven

 

was je hier, mijn lief –
twee okergele vlinders
voor het zolderraam

 
 

Vorige pagina: Haiku 34          Volgende pagina: Haiku 32