Haiku 37

 

de woestijnkarkas
ligt op zijn rechterzijde,
misschien voor eeuwen

 

op ieder bord
een vroege pluk aardbeien,
met nog iets van dauw

 

met vaders loep
kijk ik toe hoe boommieren
luizen verzorgen

 

zeegroene kwallen
spoelen aan, glanzen hun tijd,
doven langzaam uit.

 
 

Vorige pagina: Haiku 38          Volgende pagina: Haiku 36