Haiku 39

 

om de zoveel tijd
slaat de bonte specht
hard op de stam in

 

tijdens het scheren
kijkt het spiegelbeeld me aan –
misschien slechts zomaar

 

slaapdronken als een kind
sukkelt een motje
door een frêle nevelsliert

 

zij legt haar eitjes,
fladdert nog een uurtje rond,
de witte vlinder

 
 

Vorige pagina: Haiku 40          Volgende pagina: Haiku 38