om de zoveel tijd
slaat de bonte specht
hard op de stam in
tijdens het scheren
kijkt het spiegelbeeld me aan –
misschien slechts zomaar
slaapdronken als een kind
sukkelt een motje
door een frêle nevelsliert
zij legt haar eitjes,
fladdert nog een uurtje rond,
de witte vlinder