klokgelui van ver ―
vader, ik mis je nu meer
dan toen aan het graf
in de schemering
wordt dit ven tijdloos, een bries
veegt dat even weg
bij een knotwilgstronk
ligt een krachtig zwanenlijf,
ontzield ― één groot nee
handen op de rug,
stevig pratend in zichzelf,
schudt hij vaak van nee