Linkshandig. Dat moment.

Linkshandig

Met vrienden drinken we koffie. Kalm nazomerweer met oplopende temperatuur. Zomaar ineens zien we in de tuin een jong ratje. Het schuifelt heen en weer, van een beetje links naar een beetje rechts, en dat almaar richting de buren. Het ruggetje kromt en strekt. Het kopje schuift tussen de pas gemaaide grassprieten door, richt zich vaak en rondspiedend op.

En, als uit het niets,
vindt het – voor het eerst – een weg
in de achtertuin;
een en al elegantie …
dat snuitje met die haartjes.

Muis op het gras

Foto: Theo Jager

Ook komt de buurman tevoorschijn, met een lange bamboestok. Linkshandig slaat, sláát hij – en wij maar roepen: ‘Nee toch! Laat dat! Dit kan toch niet! Oh nee hè! Hé!’ – en blijft met een grimas wild inslaan op het allang levenloze lijfje. Dan ademt hij diep uit, bijt ons toe – met diezelfde grimas: Wat moet ik met die rotzooi!

Te veel ellende …
niet te uiten – en zo gaan
de dagen voorbij;
totdat de pijn zo diep wordt
dat er geen gevoel meer is.

Kyogoku Tamekane, 1254-1332

Natuurlijk, ‘ratten in je buurt’ is een discussie, ondanks alles. Bovendien, wie van ons slaat geen muggen dood? Wie vermorzelt geen mieren die in een sliert richting de keuken trekken? Wie veegt niet de spinnenwebben aan de hoeken van ramen en deuren weg? Ach, dat is het onschuldige werk. Maar ratten zijn ziektedragers. Ze knagen van alles en nog wat stuk. Ze veroorzaakten, met als hoofddaders de vlooien, de Spaanse pest; met alle gevolgen.

Vervallen schuur

Maar voor de buurman gaat het, jazeker, om die rotzooi, om al die ratten die je volledig díent te vermorzelen, vernietsen. Alle ratten, die hele diersoort. Tja, goed dat er hier en nu geen oorlog woedt, waarin dit denken én doen weer ruimte zou krijgen.

 

Dat moment

Wat een zaligheid
hand in hand met kinderen
naar buiten te gaan,
het jonge kruid te plukken –
daar, in die voorjaarsvelden.

Taigu Ryokan, Zenmeester, 1758-1831

Costa de la Luz – Islantilla, de supermarkt. Bij de kassa achter mij staan een moeder en dochter – met een vrolijk kapje op: ‘Ik ben jarig, Elena’. Ik buig me naar haar toe en zing zachtjes: ‘Lang zal Elena leven, lang …’. Zij straalt maar kijkt mij ook nogal bevreemd aan. De moeder met verstikte stem: ‘Vorige week overleed na een lang ziekbed haar opa. Hij zong zo graag z’n liedjes voor haar.’

Elke verjaardag
versieren zij haar foto,
zingen omi toe;
zij kon zo lief luisteren,
ook toen zij hardhorend werd.

Zij zijn vast ergens
dat voor ons nog niet bestaat,
waar licht anders is
en woorden ongewogen
op gouden schalen liggen.

Twee stenen engeltjes

Foto: Simon Buschman

 
 

Vorige vertelling: Neuriënd. De geur van sneeuw          volgende vertelling: Japan – De Tsunami 2011