Een diepblauwe lucht,
van ergens een bries, de geur
van traag stoffige warmte;
parasoldennen,
ongenaakbaar, krachtig groen;
dat zeegeruis, die geuren.*
Staande hitte zindert boven rijpend koren, ruim omzoomd door onkruidvelden met wilde groei en bloei. Pokdalige heuvels, een kudde geiten. Het oude landschap heeft alles van verlatenheid zonder dat het eenzaam stemt; integendeel, het krijgt in de loop van de tijd dat ingetogene, vertrouwde: ik weet mij welkom.
Ik zit vaak ruggelings aan een oude, majestueuze steeneik, breed vertakt en een getuigenis van een bepaald soort standvastigheid; een episch gedicht dat de tijden overstijgt.
o zomerbergen!
echoënd en na-echoënd,
een reuzenboom valt
Naito Meisetsu, 1847-1926
Na een lange fietstocht door velden, gehuchten, bossen: over zee uitzien. Het beverig, sonoor geluid van de brekende branding horen, ernaar luisteren, dieper ademhalen. Tot ver achter mij eeuwenoude kwelders, bochtige kreken; de vloed neemt af. De tijd in al zijn beweeglijkheid maakt daar pas op de plaats; maar het leven gaat voort. De tijd, onze enige zekerheid op een morgen die komt, los van wat er gebeurt, ons overkomt; ons ontgaat; soms helaas, of gelukkig maar.
Tegen de avond
daglicht dat schemering wordt,
de roep van een kuifkoekoek;
boven stad en land
prijken de sterren; ik ben
thuisgekomen, eindelijk.
Nog nooit, sinds de zes jaar op een internaat, voelde ik mij ergens thuis, wel bij een enkeling, bij Carla (intussen al dertig jaar). En ook hier, aan de Costa de la Luz krijgt het die glans. Dat valt samen met de taal die meer zintuiglijk, zo lijfelijk klinkt en aardse metaforen kent, het volrijpe, zondoorstoofde fruit. De natuur om me heen. Ik sta vaak aan het strand, hoor ’s nachts de lange ratels van de Moorse nachtzwaluw die mij altijd weer ontroeren vanwege dat verre gevoel dat er in doorklinkt. Ik ga bij dit oude landschap horen; ‘spreek en leef het’.
Talloze malen
veranderde ik van woonplaats,
maar er is geen oord
beter dan mijn simpele hut
op de Kugami Yama.
Taigu Ryokan, Zenmeester, 1759-1831**
Nederland wordt sinds 2012 Holanda, buitenland; aanvankelijk tot mijn schrik: slechts een paar uur vliegen naar een vakantiebestemming waar mijn zonen en hun gezinnen hun leven hebben; ook onze vriendinnen en vrienden. Hun werelden worden nu anders van betekenis. Hun dagelijks reilen en zeilen vindt ginds plaats; de omstandigheden zijn zo verschillend, komen mij voor of ik er nu van elders – van hier, Islantilla aan zee – bij betrokken raak. Carla en ik hier, zij daar. Natuurlijk, we beschikken over telefoon, e-mail, skype, social media. Maar toch …
aan de horizon
vordert het cruiseschip meters,
raakt dan uit het zicht
Costa de la Luz en het zuidelijke van de Algarve, verbonden door een stijlvolle brug over de Quadiana. Zij worden met de dag meer mijn woon- en leefland; dagelijks meer mijn thuis-land. Hun geschiedenis, cultuur, het specifieke Spaans en Portugees ervan; en hun bewoners, wijngaarden, lange zomers, vele verlaten dorpen, vluchten blauwe eksters. Dat diepblauw, dat azuur van de lucht, rustend op de golven. Hier kan ik zijn.
* Onder de koepelnaam tanka vallen de tanka, kyoka, sedoka. De sedoka heeft zes regels met doorgaans 5-7-7-5-7-7 lettergrepen, beschikt over een eigen, lyrische cadans, was vroeger een nostalgisch lied dat vooral in de schemering met elkaar gezongen werd. Dikwijls bestaat de sedoka uit twee delen, 5-7-7 & 5-7-7, die met elkaar het gedicht ‘aaneensmeden’, tot een ‘ineengevoegd’ verhaal maken.
** Taigu Ryokan voelde zich op die berg (236 meter hoog), hoe onthecht hij ook van veel was, ‘zomaar thuis’. Het uitzicht! Hij zei ooit: ‘Het kan iedereen overkomen dat hij zich op een plek zomaar thuis voelt. Durf daar dan écht thuis te zijn.’ Zie: Drie Zenmeesters – Ikkyu, Hakuin, Ryo-kan, John Stevens, Karnak 1993, en Frits Vos: Een nieuwe vijver, Meulenhoff 1996.
Vorige vertelling: Piezjoe-piezjoe 3 volgende reflectie: Het is tijd