de dauw op distels –
het is, eenmaal gevallen,
gewoon weer water
Fukuda Chiyo-ni, 1703-1775
de kweldernevels –
dan opeens de open zee,
hoog dat hemelsblauw
Taigu Ryokan, 1758-1831
1 Nicole Van Overstraeten, Vlaanderen
Simon Buschman, Zuid-Spanje
de zomerregens
de stem van mijn nicht kwettert
aan de telefoon
de korenhalmen buigen –
geen leeuw’rik zingt zich omhoog
de dag blijft duister
geen uitzinnig gefluister
in mijn keukentje
de kalme gang – van ergens
paardenhoeven op keien
2 Simon Buschman, Zuid-Spanje
Nicole Van Overstraeten, Vlaanderen
het wazige grijs
boven golven, twee meeuwen
zwenken en duiken
in het schuim van de branding
loopt een strandjutter, blootsvoets
donker gebergte
schemer over de kwelders
de jank van een vos
op het natte strand schelpen,
zeewier – en soms vindt hij wat
3 Nicole Van Overstraeten, Vlaanderen
Simon Buschman, Zuid-Spanje
de gelderse roos,
aroma’s van verlangen –
en witte snippers
het wordt nu duidelijker
wát achter ons te laten
want het is lente
de grasbloemen tintelen –
de madeliefjes
we geven elkaar woorden
die een bestemming hebben
Foto: René Rhee
Nicole Van Overstraeten:
Een renga of (kort) kettinggedicht schrijven is niet alleen een prettige dichtoefening, het is ook een proeve van verbinding, van samenspel, van empathie. We gooien egocentrische zorgen in de prullenmand en kijken met aandacht naar de ander.
En wat is intiemer dan aandacht besteden aan de gedachten van anderen? Daar enige woorden aan toe te voegen om te zeggen: ik begrijp je, voel met je mee, bevind me daar waar jij je bevindt; en: ik ben bij je.
Een renga schrijven is een gesprek voeren met andere renga-dichters. Maar tegelijk (hoe wonderlijk!) herkennen wij als lezers hun ‘dichtbije’ woorden, het zouden onze woorden kunnen zijn.
Wij beantwoorden en beamen hun verzuchtingen en voelen ons er ook in hoge mate één mee, want:
we geven elkaar woorden
die een bestemming hebben
Foto: René Rhee
Simon Buschman:
Tijdens mijn zes internaatjaren werd ik een poos ‘de grottenman’ genoemd, omdat het grottenleven me zo boeide. In het bijzonder de (grotten)olm, een soort salamander:
in louter duister
wordt een olm honderd; zelden
is-ie niet alleen
Daarbij ook nog: de olm kan in een schrale, kale of lege omgeving zelfs tien jaar zonder voedsel. Het idee. Maar vooral, ongeveer een eeuw in je eentje rondkruipen met hoogstzelden een moment van wederzijdsheid: even paaien. In een spreekbeurt werkte ik dit uit als de verschrikking van het alleen-zijn, maar bezien vanuit ons, mensen. De olm leeft in zijn eigen werkelijkheid. Evenals wij.
Voor mij bestaat alleen-zijn en alleen-kunnen-zijn bij de gratie van óók menselijke contacten en wederzijdse ervaringen. Taigu Ryokan, de Zenmeester die buitengewoon goed de alleenheid aankon, verzuchtte ook wel eens ‘de ander en het andere’ te missen, zoals met kinderen te balspelen.
Het nabije ervaren en niet altijd alleen maar te mediteren over het grootse van een heuvellandschap; ook wel vervolgd met: ‘Iedereen is naar huis gegaan, de heldere ronde maan helpt mij de alleenheid te verdragen.’ Te verdragen – dat is de erkenning én de essentie van op dat moment niet geheel vrijuit alleen-zijn als diepste gevoel te kunnen ervaren. Zo menselijk, ook in de woorden van Nicole op zo’n moment:
de dag blijft duister
PS: Nicole en Simon houden erg van het fijnbesnaarde van distels.