In deze kamer kan ik
niet slapen. Ik voel dat hij
er is en zeggen zal:
– weet je nog hoe mooi de zee was
toen we de tijd vergaten
op het stille strand
en de meeuwen maar bleven
cirkelen boven jou en mij
alsof ik nooit zijn ogen
heb gesloten en rondgelopen
in de kou van zijn afwezigheid.
Elke oude man lijkt op jou
je klopt en bonst op ongepaste
tijden tegen mijn deur
maar als ik opendoe
ben je alweer verdwenen in
de leegte van de dag.
Leo Stilma
Vorig gedicht: De vader en zijn zoon volgend gedicht: Dood van een kettingroker