Aanvangstanka. Mokusei!

Aanvangstanka

De Manyoshu – de Collectie van tienduizend bladeren is de allereerste Japanse poëziebloemlezing. Deze bevat twintig papierrollen uit het vroege Heian tijdperk, samengesteld rond 759; een historisch momentum. Het geheel wordt ook de Collectie van tienduizend tijdperken genoemd, verwijzend naar dichters die ieder als eminent tijdperk in de Japanse poëzietraditie gezien worden.

Heel de lange nacht,
lang als de slepende staart
van een bergfazant
die langzaam, langzaam voortschrijdt –
moet ik weer eenzaam slapen?

Kakinomoto no Hitomaro, regerend tussen 680-700

De Manyoshu is voortgekomen uit een particulier initiatief waarin welbewust en uiterst zorgvuldig gedichten, veel tanka’s, uit alle lagen van de bevolking zijn opgenomen. Later vond het samenstellen van bloemlezingen doorgaans plaats op ‘keizerlijk bevel’.

Rondom het paleis
staan de vier wachtershuisjes
er zo eenzaam bij;
lang geleden woonde hier
de lapjesadel van nu.

De Manyoshu is – evenals de latere bloemlezingen – niet alleen literair hoogst interessant, maar geeft ook een tijdsbeeld, vertelt over de maatschappelijke situaties en onderlinge verhoudingen. Ze worden daarom De Japanse schatkamers genoemd.

In de aanvangtanka is er sprake van een bruidegom die straks zijn bruid in zijn paleis, nu nog in aanbouw, opwacht. Hij wil haar beschermen door een aantal ringen met omheining van dichte ligusterhagen rond zijn paleis aan te leggen: ‘dit zoals in (de provincie) Izumo de wolken heel het land beschermen’.

Daarvoor dient het beeld van de stapelende wolken. Ze hebben een symbolische én mythische betekenis, verwijzen eveneens naar intrinsieke schoonheid, hebben bovenal een krachtige uitstraling. Er wordt letterlijk én figuurlijk naar de wolken opgezien; naar de zich groots stapelende wolken ― een indrukwekkende en vooral magische gebeurtenis.

Izumo, behoed
door stapelende wolken;
rondom het paleis
– voor mijn bruid – straks haagringen,
als wolken ons beschermend.

Mokusei!

In zijn bekende novelle Mokusei! (1982) tracht Cees Nooteboom het Japanse onder woorden te brengen. Vanuit: in velerlei opzichten is het West-Europese denken & handelen, ook literair-cultureel, doortrokken van allereerst indelingen maken, overzichten geven, snelle meningsvorming en bijna direct: praktisch oordelen. Ofwel: vandaag de dag schuilen velen in het absoluut van hun eigen gelijk.

Menigeen kijkt op die wijze naar Japan als een gespleten cultuur: zowel het vernuftige, maar tevens onvatbare, alsook de oude rituelen en de schoonheid, de lente in het bijzonder. Dat spanningsveld wordt eveneens teruggezien in de klassieke Duitse cultuur: hoogstaande literatuur en muziek versus de WOII. Voor Nederland: de koopmansgeest met een open blik naast dat kleine en kleingeestige van de calvinistische leefstijl.

Op het schelpenpad
heeft – hoor maar – elke voetstap
een eigen geluid,
samen een cadans die zich
invoegt in het avondland.

Vooroordelen, onwrikbare overtuigingen. Hoewel de genoemde aspecten zeker recht van bestaan hebben, wordt aanbevolen om ze minder vanuit het ‘zo-is-het’ te zien. De novelle zoekt in alle voorzichtigheid naar ‘het Japanse in het Japanse, het Japánse’.*

De essentie: cultuuruitingen gaan op in een groter verband, een karakteristiek geheel: het Japanse. Voorbeelden zijn: A Distance of Thirteen Thousand Miles, Een Nieuwe Vijver (over Zen-priester en levenskunstenaar Taigu Ryokan), Frits Vos (1918-2000), Drie Zenmeesters – Ikkyu, Hakuin, Ryokan, John Stevens, Karnak 1993.

Telkens bij het zien
van de glans van de herfstmaan
wordt – ook nu – mijn hart
weer smartelijk herinnerd
aan een ver, ver verleden.

Tweede keerzang, ontleend aan Manyoshu 266, III, 29

*Zie eveneens het sfeervolle en uiterst concrete: Het geluid van vallende sneeuw – herinnering aan Japan, Jannie Regnerus, Atlas Contact, 2006
** Ono no Komachi, voor mij de grootste, meest erudiete tankadichteres.

 
 

Vorige vertelling: Zoutaders          volgende vertelling: Een klare maan