Het jaar negenendertig.
Diep bos in de verte.
De tuin bladstil.
Op de vooravond van
de grote vernieling
hinkelen jouw kinderen
de hemel in.
Wie maakte de foto?
Wie bewaarde de zomer
achter dun glas? Wie wist
dat het wiel van je leven
nauwelijks nog zou bewegen?
Gebarsten de spil.
Zand in de as.
Op de achtergrond dreigend
vermomd als bosschage
tot de tanden gewapend;
de vijand nadert.
Alle bomen ontworteld
de woning ontruimd
nergens een vader.
Aleidis Dierick
Vorig gedicht: Zonder titel volgend gedicht: Net echt