Als vanzelf 2

Vader was een gedistingeerde man. Zo gedroeg hij zich, in alles. Hij was dag en nacht met zijn werk bezig, kende alle projecten tot in detail en vertelde er ieder over; meer en meer ook mij. Hij vroeg mij menig keer zijn verhaal na te vertellen; ik kreeg er dan een cijfer voor als op een schoolrapport. Ik ging gelukkig wel steeds over. Zijn passie hiernaast was geologie, in het bijzonder van edelgesteenten, hun miljoenenjaren ontstaansgeschiedenis en specifieke omstandigheden, zoals het zichtbaar bezonken leven erin.

Toen hij in zeer korte tijd dementeerde (de geriater: bijna overhaast) sprak hij geen woord meer; zonk diep weg in een langzaam sterven, nu twee jaar geleden. Moeder kreeg een jaar vóór zijn dood alvleesklierkanker, overleed dankzij stille euthanasie.

Moeder – zij had een winkeltje met allerlei snuisterijen – was meer de gedienstige; maar intussen. Tien jaar geleden is zij naar Curaçao verhuisd. Wij gingen er, samen met vader, tweemaal per jaar een week naar toe. Maar tot een echt gesprek kwam het ook daar niet. Intussen was Karel fitnesstrainer én een stevige vent geworden, via AA vrij van de drank. Geweldig. En wij kwamen, eindelijk, meer en meer met elkaar in gesprek, hoe vreemd dat mag klinken na van jongsaf broer & zus te zijn; en nu ook nog ‘weeskinderen’.

* * *

Het paste in het plaatje dat wij ons vooral lief en netjes gedroegen. De gewone ruzietjes werden weggepoetst met een keuze voor de een of de ander, zelden het sámen iets oppakken of straf krijgen. En tot in het extreme, Karel bij moeder, ik bij vader – de mijne!

Bij het leegruimen van het ouderlijk huis, merkte ik in vaders bibliotheek dat in menig boek een kopiebrief aan moeder stak. Ik las ze, na zo’n drukke dag, thuis. En toen die brief met de alinea:

     … “Toen de kinderen nog klein waren, kreeg ieder van ons het vermoeden dat er van een buitenhuwelijks contact sprake zou kunnen zijn. Het hield jou en mij bezig, zonder dat jij dat van mij, ik dat van jou wist! Noch jij noch ik kon het bespreekbaar maken.

   Dat werd meer en meer onze tragiek. Ieder van ons kreeg (buiten weten van de ander om) dat persoonlijk vermoeden in dezelfde periode: Marcella naar de Lagere School, Karel naar een psychologe: gedragsonrust. Ieders persoonlijk vermoeden, hoe lang al onder-huids, settelde zich: bij mij in Parijs tijdens een conferentie, bij jou in een trainingsweek in Texel. Dat persoonlijk vermoeden werd niet gedeeld; de een hield het voor de ander stil.

Als vanzelf 2

   Pas een jaar voordat jij naar Curaçao ging, hebben wij dit uitgesproken en bleek dat niet zo te zijn; tot onze verbijstering. Die niet daadwerkelijke situatie zal ons indertijd ver uit elkaar hebben gedreven; óf – deze bizarre situatie bewerkstelligde wat wij al doormaakten: verder weg van elkaar en tóch samenblijven. Dat doen wij nu feitelijk nog: jij straks ginds, ik hier in dit grote huis, maar voor altijd samen in onze huwelijksacte. Ondanks alles.” …

En tot onze ontzetting: noch vader noch moeder hebben Karel en mij hier ooit iets over verteld. Daarom gingen wij samen in therapie en aansluitend in groepstherapie; en begrepen op den duur in wat voor een sfeer van kinderkrenkingen wij groot geworden waren; waarom Karel tot tweemaal toe in een scheiding terecht kwam en pas nu opveert (hij heeft sinds kort een lieve vriendin). En ik, naast goede vriendinnen, me nooit kon openstellen voor enige intimiteitervaring; daarin nog dag na dag voortga. Bijna ascetisch.

Steeds benadrukte vader dat alleen blijven boven alles en iedereen te verkiezen valt: “Het is beter om je in jezelf te verdiepen.” Intussen zie ik uit naar mijn pensioen; wil dan eerst een wereldreis maken; erna in psychoanalyse gaan. Maar nu nog een paar jaar Hoofd Juridische Zaken in een Farmabedrijf met als strikt persoonlijke opdracht de sectie – o ironie – geheimhoudingscontracten.

Ik zal na die jaren nog meer tijd nemen voor mijn passie sinds mijn jeugd: edelgesteenten met daarin zichtbaar bezonken leven zoals de meest verschillende zeewieren, oeroude grassen, allerlei uitgestorven beestjes. Tja, vaders passie die als vanzelf in mij overging.

Toen bij vader dementering werd vastgesteld, deed hij zijn unieke verzameling aan mij over; en verzuchtte: “De edelen, mijn maatjes in tijden van eenzaamheid; in grootse stilzwijgend-heid”.

Foto: Erik Heijerman

 
 

Vorige vertelling: Als vanzelf 1          volgende vertelling: Wind en maanlicht