Aquito
Hetgeen van verre af is,
en zeer diep,
wie zal het vinden?
Prediker 8:24
Zij is al jaren dement maar fysiek kerngezond, heeft een vaste dagindeling waarin de drie maaltijden wonderwel passen – zij is er door een vaste, tijdgebonden gewenning kalmpjesaan, tja, je mag zeggen: als vanzelf in thuisgeraakt.
de lente gaat heen,
maar zij lijkt te aarzelen
in late bloesems
Taniguchi Buson, 1715-1783
Wanneer de kapelklepel de negen uur tiktakt, gaat zij naar haar slaapkamer, ligt na een klein kwartiertje tussen de lakens; is elke morgen om precies zes uur uit de veren.
altijd nog priemt hij
op dezelfde stam, de specht,
al valt de avond
Kobayashi Issa, 1763-1827
De verzorging speelt hierop in, de andere bewoners laten haar. En gaat er eens iets fout, dan is het hek goed van de dam. Echter, voor niet al te lang.
zoals gisteren,
een vlieger aan de hemel,
op dezelfde plaats
Taniguchi Buson, 1715-1783
Voor dag en dauw zit zij op een bankje onder een plataan, murmelt en friemelt met een kanten zakdoekje in haar linkerhand, gaat op haar knieën tussen het hoge gras, op zoek naar van alles en nog wat. Haar innerlijke klok bepaalt dan voor hoelang.
Tegen vier uur zit zij steevast bij het hek waarachter het kinderspeelveld. Zij kijkt vergenoegd – moedigt aan.
bij ieder vol uur
telt zij het aantal slagen
en knikt dan even
Portret – Lilly Hoogeveen
Haar ouders herkent zij niet meer, maar zodra zij dicht in haar buurt komen, gaat zij óp in de geur Aquito. Al jaren, iedere maand, besprenkelen zij zich ermee vóór het bezoekuur. Zij mogen langer blijven, komen immers van ver.*
Tegen vier uur staat Esma op, gaat naar de vertrouwde plek, maakt haar geluidjes. Vanaf het oude, bemoste terras zien haar ouders haar daar. Totdat zij te oud worden voor deze maandelijkse bezoeken.
Esma overleeft hen van wie zij zo lang al geen weet meer heeft. Er is niets vanuit haar herinnering dat een teken geeft, iets herkent of laat merken.
hoog in de linde
al die tijd een vinkenslag
― op één vlakke toon
* Zij wonen in een afgelegen berggehucht. De weinige bewoners betalen mee aan het vervoer.
Roestbruin
Foto: Pierre Emanuel
tegen de avond
kleurt het korstmos schemerrood,
roest het dieper
Riyu, 1660-1705
De zwerfkei ligt er zomaar, aan de rand van een dennenbos, sinds mensenheugenis. Er heeft zich pleksgewijs korstmos aan gehecht; een schilderspalet; en steeds zo anders bij zon- en maanlicht, het uur van de dag, vooral tijdens de schemer; en in elk seizoen.
Tijd en ruimte lijken erin als vanzelfsprekend samen te vallen, vormen een symbiose, een ecosysteem op een toevallige plek. De zwerfkei en het korstmos, zij vormen samen de duur in het er-zijn, het staan in de tijd buiten alle tijd.
tijd en duur bijeen
– korstmos op deze zwerfkei –
buitenaards getint
Vorige vertelling: Aldus. Misschien. Wat blijft. volgende vertelling: Dit was het. De uitspraak.