Dit was het
Het voelt in zijn borst de laatste tijd nogal vreemd aan, wat benauwerig. Na uitvoerig onderzoek: longkanker. De bekende slag bij heldere hemel maar nu uitsluitend voor hem: ‘Hoe kan dat nu: ik rookte sigaartjes en sigaren, wel behoorlijk, zo’n twintig; maar nooit over mijn longen …’
ik schepte de maan
in mijn schotel, goot hem weg
met al het water
Ryuho, 1601-1672
Wanneer Hans het me vertelt, omarm ik hem; hij breekt. Sindsdien weten wij wat die hugs betekenen: hij wil aan de kant van de levenden blijven. Na weer een chemo ligt hij er volkomen uitgevloerd bij. Ik leg mijn hand op zijn klamme voorhoofd, mag dat doen; en dep dan met een nat washandje. Hij houdt zijn ogen dicht, mompelt – voor zichzelf, want niets wijst mijn richting uit.
de paarse heide
bij schemer, het dichte bos –
straks aardedonker
Toch, hij is de kanker wonderwel te boven gekomen. We wandelen nu veel, gedrieën: wij en mijn hond. Die geeft hem veel aandacht, zo is-ie; daagt hem uit om wat met hem te ravotten. ‘Nog niet’, zegt Hans dan.
Na weer zo’n wandeling, hug ik. Hij klopt met zijn rechterhand lichtjes op mijn bovenrug. Ofwel: het hoeft voor hem niet meer. Dit was het. Hij kon bij vorige hugs diep wegschuilen zonder iets te hoeven zeggen; daarbij zijn angst voor benauwd, rochelend sterven, even loslaten. Die onderhuids constante angst.
ondergronds – een mol
werkt zo hard hij maar kan
en sterft dan alleen
Taruki
Hans is intussen hersteld, heeft tevens zijn leefstijl terdege aangepast – daarbij: nooit meer een sigaret, sigaar of pijp. Hij wandelt bijna elke dag, heeft zijn huis van boven tot onder opgeknapt (wat een gouden handen).
Hij kijkt iedere morgen direct na het wakker worden in de kleine scheerspiegel om zichzelf voor die dag goed, vooral diep in de ogen te kijken. De afgelopen tijd zag hij de wallen onder die ogen wegtrekken; ze glanzen nu.
naar witte wolken
stijgt een trillend licht zingen –
o, die leeuwerik
Kyoroku, 1655-1715
De uitspraak
Driemaal kwam de raad van het berggehucht bijeen, driemaal hetzelfde oordeel: uitwijzing. Hij krijgt drie dagen voedsel mee, enkele muntstukken en een lantaarn. Zij allen kijken hem na. Op de eerste de beste heuvel:
zijn lantaarn waait uit;
zal hij bij schemer en nacht
‘ergens’ aankomen?
Het begint te sneeuwen, harder en harder:
hemel noch aarde
langer te zien – desondanks
zet het sneeuwen door
Hashin, geb. 1864
De raad, omringd door de weinige bewoners, slechts acht gezinnen met zeven kinderen, komen tien dagen iedere avond bijeen; voor hem, voor zijn welzijn; ondanks zijn terechte uitwijzing.
Na een lange, sneeuwwitte winter de eerste tekenen van lente:
de morgen breekt aan,
de laatste storm van vannacht:
in sneeuw begraven
Shiro, 1742-1803
Daar, zes dagen lopen van het berggehucht, geeft de invallende dooi hem prijs. Er wordt nu dagenlang om hem gerouwd: zijn dood als vergeving.
Vorige vertelling: Aquito. Roestbruin. volgende vertelling: Terecht. Macaber.