Bij een portret van Johan Polak (1928-1993)

Bij een portret van Johan Polak - een gedicht van Cees van der Pluijm

I

De zender zwijgt nu hij is uitgezonden –
Een strak gelaat in tinten van de nacht
Een ver gezicht dat zoveel tekst verslonden
Zo veel gedichten in zich heeft gedacht
En zoveel wellust meenam op zijn tocht
Die rakelings het lichaam had gemist

Hij, die in taal de diepe vrede zocht
Van schoonheid in een boekenkast gekist
Maar die zijn waar gezicht nooit heeft gevonden
Omdat de waarheid nergens wordt verkocht
Heeft zelf zich naar het einde toegebracht
En zal de laatste leugen opgedist

Gedicht van Cees van der Pluijm

’t Is kermis in de hel; de duivels huilen
Johan Polak leest heden Boutens voor
En Bloem, Kaváfis, Gerhardt, Leopold
Zijn stem weer even breekbaar en sonoor
Als glanzend goud dat in zijn keelgat smolt
Hij had niet met de hemel willen ruilen

Hij voelt hoe hij zich de jager aan zijn prooi bindt
In deze chte Hades, en hij lacht –
Zijn huid van perkament wordt zacht, en licht
Zijn open blik, door Gorter zelf gedicht
Want zoveel vrienden had hij niet verwacht
En eindelijk een jongen die hem mooi vindt

 

III

Als hij zijn ogen sloot, zag hij alleen
De lange rij die weggevoerd, vermoord
(En allengs minder in herinnering –
Ternauwernood gebeiteld in een steen)
Des nachts nog slechts in dromen werd gehoord
Hij zag de poort waardoor men binnenging

En telkens, telkens als dat beeld verscheen
Beseft hij de leugen van het woord
Dat waarheid niet bestaat, en dat Gods rijk
Hooguit alleen op schoonheid was gericht;
En dan schoof weer de nacht langs zijn gezicht
Dat huilen was en lachen tegelijk

Cees van der Pluijm

 
 

Vorig gedicht: Mijn vaders hand          volgend gedicht: Afscheid