Soms zie ik weer hoe hij zich scheert
en hoe het licht stil in de wasbak valt,
de schuimwang die zich naar de spiegel keert,
het scheergerei geduldig uitgestald.
De groene fles, de zeep, het mes,
de handdoek, wit over zijn schouders,
Ik was misschien een jaar of zes,
verliefd op allebei mijn ouders.
En wat mij dan het meeste treft
is niet zijn hand in het water,
maar wat die hand nog niet beseft:
de ‘Werdegang’ van later.
Micky Otterspoor
Vorig gedicht: Portret door mijn vader volgend gedicht: Bij een portret van Johan polak (1928-1993)