Dat zinnetje

Op de wekelijkse markt vond ik tussen allerlei tweedehands boeken: De verzwegen moeder* van Tony van der Meulen. Op een terras – mooi lenteweer – bladerde ik erin, maar werd daar onrustig van. Ik ging naar huis, installeerde me in mijn luie stoel, las het boek als in één adem uit. Direct erna stapte ik op mijn mountainbike, ben uren weggeweest, met eerst fikse tegenwind de polder door, langs de oude ringdijk terug.

Het gaat om een ‘ze’. Zó wordt ze aangesproken en door de auteur genoemd. Ze is een nakomertje in een groot Brabants gezin. Rond haar twaalfde hoort ze, bijna als in een verspreking, hoe het zit: haar oudste zus is haar moeder. Daar wordt verder niet meer over gesproken. Slechts die ene keer benoemt haar zus/moeder dat. Ze zien en spreken elkaar veel, nooit daarover. Haar verwekker, biologische vader is een Canadese soldaat die jaren later na intensieve zoekacties niet ‘teruggevonden’ wordt.

Het is verschrikkelijk wat ze allemaal meemaakt. Haar moeder die haar zus blijft; iedereen die maar op de oude voet doorgaat: de twee zussen. Niemand kan die moederzus op andere gedachten brengen, sterker nog, bijna iedereen, ook in het gezin zelf, sluit zich erbij aan. Een minutieus netwerk van zwijgen, verzwijgen, verzwegen worden. Schaamte. Schaamte, een hoogstpersoonlijk gevoel én een maatschappelijk ingeslepen, in menige situatie ook ingeroeste normbepaling. Bepalend – zelfs als het al achterhaald heet te zijn; dat in deze niet zo blijkt te zijn.

Wil ik het zeggen,
ik kan het niet uiten, maar –
zwijgen benauwt me;
ja, het zijn droeve dagen
met alleen mijn eigen hart.

Ariwara no Narihira, 825-880

Ik ken meer van die verhalen, ze staan ook in tijdschriften. Er is zelfs een organisatie die zich hiermee bezighoudt en opkomt voor wie last heeft van zijn/haar afkomstvraag. Dat wordt een verwantschapsvraag genoemd. Maar wat deed dat boek mij in het bijzonder, waardoor was ik zo van slag, gespannen vooral?

Dit: iedereen weet wel hoe het zit en ‘ze’ gaat daaronder gebukt. Niemand komt voor haar op. Dat moet een journalist doen. Hij schrijft het boek, zij keurt het goed en de moeder, haar zus, reageert daar niet op. Het boek verschijnt, zelfs met een herdruk, en wordt veel gelezen; er wordt op allerlei manieren – ook in de media – over gesproken, gediscussieerd. Niet met haar.

Op het dode hout
hulsjes van metselbijen,
levenslang alleen;
langs de heiderand korven,
kolonies – gegons, gedans.

Het zit voor mij in dat ene zinnetje: ‘Thuis ben ik, vooral toen ik het wist, altijd genegeerd,’ zei ze eens, timide, ‘en in feite besta ik nóg niet.’

In heel het weiland
– de hals diep in de schouders –
die ene reiger;
de lucht loopt vol met nevels
die dichte mist gaan vormen.

Tja, dan mijn situatie. Sinds mijn zus (vijftien jaar ouder) mij vertelde dat zij mijn moeder is, heb ik een moeder die voor mij als een lieve zus is; nog steeds. En altijd wanneer het erop aankomt, is zij mijn moeder en ben ik haar dochter.

Dat heeft ‘ze’ uit het boek niet: de dochter van haar moeder mogen zijn, wat ook in feite zo is – die ‘ze’ ook is. Dan besta je niet.

~ ~ ~

Ik herlees in het nawoord van de schrijver in gesprek met de moeder: ‘Ze legt het manuscript weg en zegt: ‘Een streep eronder zetten, dat wil ik ook. Niet om Maria maar om mijzelf. Ik wil ophouden met praten, ik wil ophouden met zoeken, want ik pijnig mezelf alleen maar.’

‘Weet Maria van dit boek? vraag ik? ‘Nee, zegt ze, ik heb een paar keer geprobeerd erover te beginnen maar het lukt niet. Ik hoef maar even over het verleden te beginnen, of over John, of over Canada, en Maria klapt helemaal dicht.’

* De verzwegen moeder, Tony van der Meulen, Balans, 2005

 
 

Vorige reflectie: Verwondering en verdroeving          volgende vertelling: Of maar samen gaan