De breuklijn

Decennia geleden ging ik in Amsterdam op een vrijdagmorgen naar een vergadering in de alom bekende De Lairessestraat. De bijeenkomst was al twee keer uitgesteld, het onderwerp vroeg erom: ‘Hoe komen we in bepaalde buurten van kattenoverlast af.’


Mijn collega bij de GGD was langdurig ziek; ernstig. Ik werd gevraagd hem op bepaalde dossiers te vervangen. Meestal betrof dat overlast in buurten; van wat dan ook. Een nogal gevoelig issue.
En zeker niet alledaags.

de kat keert terug
uit het park; zo te zien voldaan,
soms stilstaand geeuwend

Die ochtend woei er een noordwester van jewelste. Al die geluiden daarbij. Wegwaaiende vuilnisbakken. Zuiggeluiden in menssmalle stegen. Geratel van uithangborden, klapperende vlaggen, dichtslaande deuren. Duiven die in hun zwierende vluchten uiteen worden gewaaid. Een moedertje bij een bushalte krijgt haar sigaretje maar niet ‘aangebrand’. Wolken gaan groots, soms grotesk aan ons voorbij. Steeds weer die stevige windvlagen in je rug. Je wilt er beide armen bij in de lucht gooien, er luid bij gaan roepen.

Een maan, zo alleen
aan een nachtopen hemel,
stralend en helder;
en wij – wij stamelen voort
in wereldse duisternis.

Sojun Ikkyu, Zenmeester, 1394-1481

In die De Lairessestraat kom ik Marisca wel eens tegen, wijkverpleegkundige in die buurt. Noch zij noch ik weten waar wij elkaar van kennen. Maar zien we elkaar, of we elkaar sinds altijd al kennen. Zij is gescheiden en woont al jaren op zichzelf; ik eveneens. Soms drinken we een biertje of een glas wijn bij Het Tempeltje.

We blijven schuchter naar elkaar, wandelen wel eens een uurtje, zeker niet langer, in het Amsterdamse Bos. Een enkele keer zoenen we, even maar. Dan kijken we elkaar wat beduusd aan, vragen ons niet af waar dit uit voortkwam of toe diende. Het gebeurde.

sterren vervagen –
om de ruim honderd meter
een straatlantaren

Soms bellen we elkaar, hebben urenlange gesprekken, ’s avonds en ‘s nachts. Alles kan aan de orde komen, niets blijft ongezegd. Met een weerloos verdriet als ondertoon. Ze spreekt me soms aan met de naam van haar ex. Dat verstoort niets. We staan er nooit bij stil. Het heft zichzelf gewoon weer op.

Laten we dansen
in het afzwakkend maanlicht
met de dag op komst,
het droeve van dit leven
meegeven aan de wolken.

Pas vele jaren later besef ik, op zomaar een zonnige zomerdag in het Vondelpark, dat Marisca en ik, zonder enig afscheid, elkaar vanaf dag X niet meer gezien hebben, nooit meer gesproken; we stuurden elkaar geen mailtjes meer; bevreemdend maar vooral: – ik neem dat mezelf vanaf dat moment hoogst kwalijk,

nogal afwezig
reiken stamgasten elkaar
borrelnootjes aan

 
 

Vorige vertelling: Voortaan          volgende vertelling: Morgen dáár. Nederland. Zuid-Spanje.