De huishoudhulp van toen

Benoem ’t maar gewoon: mijn vader is een pastoor. Want wat meer gebeurt: mijn moeder was huishoudhulp in de pastorie, een pastoor en twee kapelaans. Het kwam ervan. Moeder ging een half jaartje naar Frankrijk, ik werd daar geboren. Tot mijn achttiende was het verhaal: een ongelukkige vakantieliefde en daarbij ook nog – m’n moeder is tegen abortus. Zo!

Zij heeft nooit een andere man gewild; bleef van tijd tot tijd de pastoor, intussen overgeplaatst, nog wel zien. Zij werd actief in een stichting die zich ervoor beijvert dat de priesters trouwen mogen: vrije keuze voor het celibaat: een priester mag gehuwd zijn. Maar mijn vaderpastoor wilde daar zelf absoluut niet van weten.

het stormt al uren –
bij beide buren fluiten
de populieren

Mijn vaderpastoor wordt rector in een nonnenklooster in de Achterhoek. Ik zoek hem daar regelmatig op met als afspraak dat ik een nichtje van hem ben. Wij kunnen het samen goed vinden. Ik voel me welkom in het klooster, zodanig dat ik er op de administratie ga werken. Mijn vaderrector is nu mijn baas, we glimlachen er wel eens om. Moeder komt een enkele keer langs, altijd met Kerstmis. Ik zie tussen hen meer en meer verwijdering ontstaan. Zij is een al strijdbaarheid, wil de barricaden op en vindt dat hij het aan haar verplicht is om met ‘het banier van de vrije keuze’ te zwaaien. Je begrijpt, dat gaat natuurlijk niet goed.

een gebroken brug –
daarachter staan de wilgen
er verloren bij

Masaoka Shiki, 1867-1902

Zij komen in een symbolische scheidingssituatie terecht, bijna een vechtscheiding. In het klooster wordt het opgemerkt; wordt het ware verhaal vermoed en sindsdien ook anders naar mij gekeken. Ik kom in de zijlijn terecht; weet mijn positie niet meer te bepalen. Het bemoeilijkt ook mijn werk. En, ik heb intussen het nonnenklooster van binnen door en door leren kennen – dat collectief mij negeren, die vileine glimlachjes en zijdelingse opmerkingen – dat ontoegankelijke.

geen blad beweegt meer –
de stilte in het zomerbos …
huiveringwekkend

Taniguchi Buson, 1715-1783

Mijn vaderrector zit ermee; wij hebben er gesprekken over, zelfs scherpe discussies. Hij zoekt rechtvaardigingen. Ik hak voor hem de knoop door; zeg een studie ‘Taalwetenschap’ op te gaan pakken; in Nijmegen. Iedereen ten slotte tevreden: een nette afloop. Het ware Roomse.

~ ~ ~

Moeder begint allerlei kwaaltjes te krijgen en lijdt meer en meer aan zelfbeklag. Zij heeft het gevoel dat haar leven nergens toe geleid heeft: een onbedoeld kind, een rector die weinig tot geen ruggengraat toont, geen andere man of minnaar en het Rome dat nergens, hooguit met holle frasen, op reageert.

Ik probeer aan te geven dat er ook nog iets tussen haar en mij is. ‘Natuurlijk, maar waartoe zijn wij op aarde?’ Ik pruttel: ‘Misschien om er ook voor de ander te kunnen, willen zijn.’ Moeder: ‘Ja én?’ Zij sluit zich op in haar ergernissen en ruwe boosheid; er is geen doorkomen meer aan. Zij raakt verbitterd; sterft daarin. En ik …

het vleugelgeruis
vervult de wijde hemel
– o, ons stamelen

Naito Meisetsu, 1847-1926

Vaderrector houdt enig contact met mij, maar is en blijft allereerst priester, dan rector ― en biechtvader ― voor de nonnen. Hij zegt zich nog steeds diep te schamen voor wat hij mij heeft aangedaan: mij verwekken bij de huishoudhulp van toen.

Een stoel in het licht

Foto: Marianne Kieft

Het klinkt als iets van een jeugdzonde, want het diep beledigende erin probeer ik niet te horen, te ontkennen, zeker voor de buitenwacht. Want in feite hoor ik nergens bij, bij niemand; en leef ik mijn leven in een leeggebleven ruimte.

de egel schuifelt
naar de composthoop, kruipt weg
onder het herfstblad

~ ~ ~

Toch wil ik niet in een sfeer van doelloosheid gaan leven, maar ik weet nog niet hoe. Jazeker, er zijn momenten dat ik me erbij neer dreig te leggen. Dan schiet er even later echter een siddering door me heen: onder geen voorwaarde, Martha! Maar wat te doen dan?

 
 

Vorige vertelling: Nu en altijd          volgende vertelling: Vlinder