Vlinder

in de slagregen
twee dijkhuisjes – erachter
een brede rivier

Taniguchi Buson, 1715-1783

Het schilderij hangt zolang al op haar slaapkamer. Steeds als Selma het ziet, ontroert het haar. De snelstromende rivier, de beschoeiing, de geasfalteerde rivierweg, het huis met kleine ramen, een ervan is verlicht, de hoge voordeur. Een rij populieren, ieder kaarsrecht, op twee na. De vale lucht; straks valt de schemer in of zet het morgenlicht door; beide is mogelijk in deze lichtval. Dat dag na nacht na dag, de seizoenen. Dit alles is in de tijd stilgezet, werd een ingelijste herinnering aan haar jeugd, haar jonge jaren, vaak alleen, buiten wonend aan de dijk.

aan randen verlicht
schuift een heldergrijze wolk
langs een blauwe hemel

Haar vader heeft een internationale functie in human resources, is gespecialiseerd in reorganisaties. Haar moeder schrijft bellettrie, heeft een dag per week een hulp, geniet van haar cactussen, schakelt vaak een oppas in.

Er komt weleens iemand zomaar langs (zij houdt dat zoveel mogelijk af). Een enkele leer nodigt zij vriendinnen uit voor een etentje. Haar man is er dan niet bij, behalve in het vrije weekend, om de twee weken. Maar hij gaat dan liever golfen. Hij ziet thuis liever geen mensen. ‘Die zie ik al meer dan genoeg, met al hun problemen en muizenissen; hoewel, óók met hun échte vragen. En daar gaat het om, tenslotte.’

De contacten met journalisten en haar redacteur vinden bij de uitgeverij plaats. Erna, na wat vluchtig shoppen, heeft zij een vast eethuisje om snel een kleine lunch te nemen.

zij is er maar net
of het eethuisje loopt vol
met haar nieuwe geur

Een enkele keer gaan zij op een korte vakantie, met de au pair voor Selma.

Dan, een grote dag: het busje komt Selma ophalen voor de kleuterschool. Zij krijgt na thuiskomst een labrador die dag en nacht bij haar in de buurt is. Zodra zij goed kan fietsen, gaat zij zelf op en neer naar school, een kleine zes kilometer verderop.

Op den duur doet zij haar huiswerk vaak bij een klasgenoot, eet daar ook graag mee. De afspraak is dat zij ’s avonds uiterlijk rond negen uur thuis is. Haar labrador wacht haar op – achter de keukendeur, en wordt tot zijn dood direct door haar uit gelaten, de dijk langs, daarna een stuk de wijde polder in.

’s nachts is het suizen
van een auto in de regen
zoveel helderder

Vanaf op zomaar een dag doet Selma boodschappen voor haar moeder. Zij kan het met de slagersvrouw erg goed vinden, zij praten wat af. De slager is een opgewekte, sterke man. Beiden hebben niets van dat afwezige van haar ouders. Hij noemt haar al heel snel: Vlinder. Tuinieren en alles wat groeit, bloeit, zich beweegt, voorbijkomt en afsterft heeft zijn aandacht. Hij is diepgelovig, leest dagelijks in de Bijbel; en vertelt Vlinder er heel bedachtzaam over.

Zo trekken de jaren langs. Totdat zij, intussen onderwijzeres, in een strenge kloostergemeenschap intreedt en overdag lesgeeft – als lesnon. En in haar kleine zijhoekkamer hangt het schilderij uit haar jeugd. Daarvoor haar bidstoel. Meer en meer beseft zij op wisselende momenten hoe haar jeugd en verlatenheid grond gaven aan haar bestaan.

zoals de halmen
neervallen in de hoven
blijven ze liggen

Taigu Ryokan, Zenmeester, 1758,1831

Dan laat Selma alles achter zich, wordt ondernemer; voelt aan wie haar kunnen en mógen vertrouwen. Dat geeft dat wederzijds hechte gevoel tussen de ander en haar; tussen elkaar: partnerschap. Dát is wat zij in haar leven verworven heeft, niet de dingen, maar hoe je met elkaar omgaat – ook zakelijk; immers, niet allereerst de kennis maar je kennissen. Haar levenskunst, wijze van leven.

Na voldoende inspirerende en boeiende jaren verhuist ze naar het Zuid-Spaanse, naar een dorpje in het glooiend landschap met uitzicht op zee. Zij is nog steeds single, dat wel.

 
 

Vorige vertelling: De huishoudhulp van toen          volgende vertelling: Amado