De lynx

Rondom het Residencia La Cigüeña – Resort De Ooievaar liggen talloze fietspaden met allerlei knooppunten waarmee je je eigen routes kunt samenstellen. Ik heb ook mijn eigen weggetjes. Eén ervan is naar het overgangsgebied tussen een heuvelachtig landschap met veel naaldbossen, vooral parasoldennen (hun geschubde stammen staan in hun eigen schaduw: de koelte rondom hun dennenziel) en de grootse weidsheid van kwelders met hun zeegetijdenritme.

De ruwe velden,
schrale akkers, bossen
en rotsformaties;
het groeit en bloeit er, het leeft,
jongt en sterft er, het is er.

Daar ergens houdt zich een solitaire, verdreven, verdwaalde of verkommerde Iberische lynx op. Ik heb hem tot nu toe viermaal gezien. Hij mij waarschijnlijk elke keer dat ik in zijn afgelegen, moeilijk toegankelijk territorium was, in zijn leefgebied maar buiten zijn natuurlijke habitat, gevormd door een netwerk aan generaties lynxen. Dat moment, dat zijn koele en fixerende blik uitsluitend op mij gericht is; en tevens dat wederzijdse: elkaar ‘zien’, het enige waarin wij verwant lijken te zijn: de ander in je opnemen en inschatten.

Als de zon wegzinkt
en het afnemend licht talmt
in lage takken –
in die zomerschemering
zijn de bomen angstwekkend.

Sone no Yoshitada, ca. 985

Intussen heb ik de plek kunnen bepalen die voor hem en voor mij neutraal terrein is: ieder van ons kan vandaar wegkomen, er zomaar vandoor gaan. Want een grondwet in het positieve vluchtgedrag is: je eigen, veilige way-out kennen én die kunnen realiseren; en ook die van de ander kennen én respecteren. Ieder dient op eigen wijze op het urgente moment wég te kunnen wezen, zonder gezichtsverlies!

Tijdens mijn trainingen woestijnlopen leerde ik daar indringend over; of het over mensen of dieren ging, maakte niet uit: het gaat om het gedrag, de reactie op wat er gebeurt, op wat ‘nieuw’ is.

Op die ‘neutrale’ plek leg ik van tijd tot tijd (van belang: niet iedere keer) een lapje vers, goed vlees neer (voor alle soorten lynxen: konijnenbout). Zo ook vanmiddag.

De Iberische lynx is uiterst associatief en sensitief, zeker buiten zijn natuurlijke habitat. Een vleesplek kan dan – en in vergelijkbare keren erna – opgevat worden als een veilig teken dat uitnodigt tot wat heet territoriumvervloeiing: territoria die in elkaar overgaan, elkaar blijken te verdragen; die iets van een ecosysteem (gaan) vormen.

Van ver verdwaald
en hier terechtgekomen,
een leefomgeving
met prooi – maar altijd alleen,
ook in de bronst- en paartijd.

Anders gezegd: de keren dat ik de lynx zág, was dat in de buurt van de vleesplek. Intrigerende vraag is natuurlijk wat hiervan komt. Ik neem er ruim de tijd voor; volg het op de voet. De lynx zeker ook! En hoe ik de lynx intussen noem? Gewoon: de lynx.

Territoriumvervloeiing. Levens die op een bepaalde plek in bepaalde opzichten in elkaar overgaan. Dat heeft iets van: ieder is anders, wezenlijk verschillend; maar: er is ook sprake van iets sámen. En de lynx? Hij leeft zijn eigen leven; zo ook ik.

Regen en hagel
zijn anders dan sneeuw en ijs,
maar valt de dooi in,
ze worden gewoon water
van de stroom in de vallei.

Sojun Ikkyu, Zenmeester, 1394-1481

Desondanks: wat is het dat ik merk, zoals vanmorgen*, dat ik ernaar uitzie de lynx op te gaan zoeken, wat is het in mij dat ik al heel vroeg mijn fietskleding klaarleg. Waar spreekt dit van? Waar zoekt dit onderhuids gevoel nu woorden, taal, zegging voor? Het gaat, weet ik intussen, niet alleen om straks, om of hij zich dan wel of niet laat zien: want hij ís er nu al, het is er: nu.

* Kort hierna is de lynx door een jonge, weinig ervaren (naar later bleek: amper ingewerkte) natuurbeheerder ‘preventief’ met één schot afgeschoten; met als zijn motivatie: in dit gebied wandelen immers gezinnen met jonge kinderen.

 
 

Vorige vertelling: Terecht. Macaber.          volgende reflectie: Zij en hij