De zee, de zee

Erik Heijerman, reflectie

Wie zoals Simon Buschman en zijn Carla naar de zuidkust van Spanje verhuist om daar het leven voort te zetten, wordt als vanzelf geconfronteerd met de zee. Veranderlijk als hij is, verschijnt de zee in deze bundel telkens in een andere gedaante. Kalm bij eb door een windstilte, de azuurblauwe lucht erboven die ook één groot grijs kan zijn, dan weer een onstuimige branding bij storm, met hoge schuimkragen op opgejaagde golven, met vervolgens het indrogende breed geworden strand bij laag tij; de horizon, de kleuren, en het eeuwige spel van de getijden. Het is echter bijna nooit helemaal stil bij die zee, want in zijn nabijheid is van alles te vinden en te zien: een eenzame ziel die over het strand doolt met zijn hond, een oud echtpaar voor een kleine zijwoning van de wandelboulevard, de kustlijnvissers, stormvogels en wilde honden, een man op het strand met een detector zwierend in zijn hand, zandgedierte, zij met haar dochter van drie, de Spanjaarden met hun uitklapbare parasol en gevulde koelboxen en het strandgebeuren dat daar bij hoort. Uit de haibuns blijkt de bijzondere betekenis die de zee voor Simon heeft.

Waar het verblijf aan zee voor de Spanjaarden een vakantieritueel is, is dat voor hem nu dagelijkse praktijk geworden: de praktijk van het tot jezelf komen, met de zee als natuurlijke achtergrond. Turend naar de zee vervloeien dichtbij en veraf in elkaar, word je opgenomen in een scala van verre, zoele en kruidige geuren, ontstaat stilte en geeft het verschuivende perspectief een ander zicht op jezelf: er ontstaat een ruimte in je die even onbegrensd lijkt als de zee zelf.

Dit alles doet me denken aan de roman waarmee de schrijfster en filosofe Iris Murdoch (1919-1999) in 1978 de Booker Price won: The sea, the sea. Daarin is de zee de natuurlijke achtergrond van een theaterdirecteur die zich heeft teruggetrokken om zijn memoires te schrijven en nu de eenvoud en de eenzaamheid zoekt.

De beschrijvingen van de zee zijn prachtig, zowel qua details als qua Engels.

Het boek opent al met:

‘The sea which lies before me as I write glows rather than sparkles in the bland May sunshine. With the tide turning, it leans quietly against the land, almost unflecked by ripples or by foam. Near to the horizon it is a luxurious purple, spotted with regular lines of emerald green. … The cloudless sky is very pale at the indigo horizon which it lightly pencils in with silver. Its blue gains towards the zenith and vibrates there. But the sky looks cold, even the sun looks cold.’

De theaterdirecteur is er gekomen om te schrijven, maar hij twijfelt over de literaire vorm: memoires, dagboek, autobiografie, of filosofisch verslag? Wat hij eerder schreef was geschreven ‘in water’, maar nu moet het iets zijn dat duurzaam is. Hij beoogt een ‘record of mingled thoughts and daily observations’ die zijn filosofie bevat, zijn pensées tegen een achtergrond van eenvoudige beschrijvingen van het weer, de zee, de flora en fauna. Het moet persoonlijk én reflectief zijn, want ‘I feel that it is time to think about myself at last.’

Simon Buschman dacht altijd al over zichzelf na, maar de drang om te schrijven is wel iets dat hij met die theaterdirecteur gemeen heeft. Ook hij reflecteert regelmatig over zichzelf, presenteert in zijn haibuns gemengde gedachten, dagelijkse observaties, en beschrijvingen van de natuurlijke omgeving. Maar meer nog dan dat zijn het de mensen met de kleine en grote dingen die zij meemaken, die Simons aandacht trekken. Meer dan vroeger op afstand, maar nog steeds: gesignaleerd. In Murdochs filosofische werk speelt aandacht – ontleend aan Simone Weil – een belangrijke rol.

Het schrijven van de tanbuns, tanhaibuns en haibuns in deze bundel is een oefening in aandacht voor de mens, een oefening in het op de juiste manier zien van een persoon. En dat is een van de moeilijkste dingen die er bestaan.

 
 

Vorige vertelling: Een adem van zee          volgende vertelling: Ondersteboven of bovensteonder