Een adem van zee

Stranddwazen die uren stevig langs de branding wandelen of zelfs hard gaan lopen zijn hier in de volksmond de ‘criaturas extrañas’ – de vreemde wezens.

Een beetje Spanjaard met vakantie aan de kust van de Atlantische Oceaan, kiest ‘elke dag en al de dagen’ voor een eigen plek, een uitklapbare parasol, de goed gevulde koelbox; gaat tijdens de siësta naar het vakantieverblijf of de tweede woning om er de onvolprezen warme maaltijd te genieten met een goed glas wijn, een dutje te doen met de luiken dicht.

zie eens – heel de zee,
dat almaar golvende blauw,
al de dagen door

Taniguchi Buson, 1715-1783

Desnoods bij dit alles een oud zakradiootje dat op nostalgische liedjes van vroeger is afgestemd. Wat dommelen tussendoor; de lokale blaadjes lezen. Dan even in de branding gaan staan, het steeds andere golvenspel zien, lenige meeuwen volgen. En – nergens, vooral nergens aan denken.

een vaalgrijze zee
en verre mauve stranden
en almaar meeuwen

Kyokusui

Vanaf die plek zijn de mensen om hen heen – met wie ze praten maar niet zomaar contact zoeken – de aanwezigen; zijn strand, de zee, horizon en de azuren hemel een vast gegeven. Over de dagen dat ze hier zijn – vertoeven – wordt niet tot nauwelijks nagedacht. Ze zijn er; en in zichzelf voldoende.

Natuurlijk, er zijn best uitzonderingen, zoals bij vriendengroepen, gezinnen, zelfs families: een zandfort bouwen, dollen in de branding, balletje trappen, schelpen zoeken, wat losjes flirten, vliegeren en graag grappen maken. Varianten in de kleine ruimtes: op die weinige goudgele open stukjes strand die er voor iedereen zijn, geen woorden over ontstaan, hooguit door ‘buitenstaanders’.

langs het strand, bij eb –
elk ding dat wij oprapen
beweegt in je hand

Fukuda Chiyo-ni, 1701-1775

Als strandwandelaar passeer ik dat strandgebeuren, zie het wel, laat het echter daarbij. Mij gaat het er meer om hoe dichtbij en veraf vervloeien; en dat ik opgenomen word in een scala aan geuren, hoe het verschuivend perspectief ander zicht op mezelf geeft. Dat er louter stilte ontstaat; hoe dit in mijzelf een ruimte schept die onbegrensd lijkt; toch een weliswaar gekromde horizon kent, de scheidslijn tussen hemel en zee, verte en het verdere.

de zee bij avond,
de horizon vervaagt – en
geeft zich gewonnen

Maar, deze strandzitters zijn niet zomaar iemand. Ze getuigen van generaties die hiernaartoe kwamen, er nú zijn, blijven komen – steeds op dezelfde wijze met hun gewoontes, eigenaardigheden.

wandelen langs zee –
de tijd gaat over in hoe
golven maar golven

Ofwel: ik woon hier, bewandel, befiets de leefomgeving met voorkeur voor de heuvels, al die gehuchten, de zee. De vakantiegangers zijn er voor hun rust, inderdaad: met vakantie: en ze dóen dat in een kalm, lang ingesleten ritueel. Van vroegere vakanties ken ik dat: tot jezelf komen, uitrusten, de accu opladen. Voor mij is het nu: alledaags; het voelt vertrouwd; zo mooi gewoon.

zeegeuren** – de wind
voert ze stilaan landinwaarts,
van veraf naar hier

Zeegeuren hebben alle eenzelfde grondgeur maar dan verschillen ze per land, streek, gebied; ook naar de tijd van het jaar. Vervolgens is de vermenging met geuren ter plekke ook weer uniek. Wonderlijk. Daar zijn duizenden parfums uit te destilleren … En neem daarbij jouw, mijn, ieders geur.

* Cesare Pavese, De dood zal komen en jouw ogen hebben, p. 161, ‘Landschap VIII’: Draagt een adem mee van zee. Dichtbundel 2001.
** Hier in Islantilla, Costa de la Luz, Zuid-Spanje, bestaan de zeegeuren die door de wind landinwaarts worden gevoerd, uit Afrikaanse geuren, bovenzeese geuren van de Atlantische Oceaan en het zilte van de zee zelf, dimethylsulfide, ontstaan door inwerking van bacteriën op algen, plankton, slijkgras. De drie-eenheid is een ‘zeeparfum’ dat de lokale bevolking goed kent, ‘gewoon’ vindt.

 
 

Vorige vertelling: Zomaar. Bij schemer.          volgende reflectie: De zee, de zee