Druk in gesprek, hun lichamen doen mee,
en met handenvol gebaren
lopen zij voorbij de beuk in haar hoedanigheid
– een ingedroogde gladde huid,
takkenarm, in grootse delen (hier slechts twee*)
in één streek doorgezaagd –
en groeten mij luid – ik sta iets verder,
leunend aan een scheef gewaaide
dennenstam – een ruggensteun – om
op afstand dit alles te overzien
en daardoor juist van dichterbij
de zoveelste tragedie plaats te zien vinden.
Het voelt tezelfdertijd of ik hen afleid
van wat zich aan de andere kant
– te zeer verzwakt, neergestort, de beuk –
dag en nacht aan het voltrekken is;
en ik er niet toe kom om hen ook
met een klein gebaar te wijzen op dit-hier:
Foto’s: Simon Buschman
(*) De overige delen gingen naar een houtzagerij.
Vorig beeldgedicht: GBG-01 – het kwestieuze beeldgedicht volgend beeldgedicht: GBG-03a – Tot sprekens toe