Foto: Simon Buschman
Voor Pauline Aarts
Redelijk vaak wordt gezegd:
gedichten doen aan kruiken denken
die na regens of uren sneeuwval
bij een kalm ritmisch kloppen
net iets droever gaan klinken
dan de keer ervoor; vervolgens
in een zwaardere handcadans
aan een diepste donker raken;
ertussenin staan kleine kruiken
die na uitzonderlijk mooi zomerweer
met een weinig groenig water
zich wonderhelder kunnen uiten
in reeksen licht getinte klanken,
getuigend van speels taalbesef;
zelfs die ene met een vroege barst
die tot sprekens toe -gedicht- werd.
Vorig beeldgedicht: GBG-02 – De zoveelste volgende reflectie: GBG-03b – Tot aanzijn brengen