Wat een omslag in zijn leven na die aardschok met grondverschuiving. Van het ene op het andere moment is hij zwaar gehandicapt. De genezing en het herstel vragen maanden. Er sluipt iets van onvoldaanheid bij hem binnen. Zo gaat hij ook veel meer drinken, maakt zich niet altijd even geliefd meer; het gaat wat irriteren. Als troost: een actie, opgepakt door trouwe stamgasten en de pastoor brengt een rollator op. Na stevig oefenen (dat bracht hij wel op), gesteun en flink gemopper stapt hij er nu mee rond.
Met de rollator
die naast de cafévoordeur
trouw op zijn baas wacht,
gaat hij pas na sluitingstijd
licht zigzaggend richting huis.
De dorpspastoor gaf hem ooit (waarom weet hij niet; trouwens, niemand) de bijnaam Don Pedro. Spoedig werd die door bijna iedereen als heel ‘van- zelf- sprekend’ overgenomen. De meeste kinderen alsook de jongeren weten zelfs niet hoe hij in het echt heet. Don Pedro is, zonder sentimentaliteit, zijn koosnaam; iemand zei licht ironisch: zijn adellijke titel.
De pastoor heeft hem een paar keer onder het genot van een mooi glas wijn verteld over Don Pedro, de prins van Aragón. Want, benadrukte de pastoor: toneelpersonages blijven in het hier en nu leven. Don Pedro toen: ‘Nou, dan word ik dus nooit een dagje ouder: eeuwig leven hier op aarde.’ Wel heeft Don Pedro nogal moeite met de titel van het toneelstuk: Veel drukte om niets.* Hij denkt: dat slaat vast op mij. De pastoor zegt van niet, kijkt wel op een bepaalde manier. In het café wordt er besmuikt om gegrinnikt.
Deze oceaan:
geen eiland te bekennen –
wel komen er van ver
op weidse golvenvelden
steeds meer witte wolken aan.
Uit: Anonieme verzen, 500-1000
Na de torenval maakt hij meer en meer gevatte en spitsvondige opmerkingen over die rare snuiter in de tekst van Shakespeare. Bijna ongemerkt verschuift het naar een zekere bitterheid, ironie. Ten slotte komt er nog erg weinig uit zijn handen, ook gesprekken lopen niet meer. En, alleen al het aan- en uitkleden kost hem veel tijd. De wijkverpleegkundige komt er iedere dag voor langs, een klein uurtje; want Don Pedro leeft alleen.
Dit alleen-zijn wordt een sta in de weg; hij wordt er mopperig door; zelfs opstandig. De pastoor heeft intussen een nieuwe koster aangesteld – ‘een broekie en blaaskaak.’ En, ‘die wacht natuurlijk ook op mijn woning.’
Na de najaarsstorm
liggen bomen ontworteld,
veel gewassen plat;
het ontredderde gevoel
dat veel voor niets is geweest.
Hoe groot zijn weerstand ook is, Don Pedro gaat naar een verzorgingstehuis, dicht in de buurt. Hij wil dan niemand uit het dorp meer zien; ook de pastoor niet. In het tehuis wenst hij niet met ‘Don Pedro’ aangesproken te worden. Wie zich toch wel eens vergist ― tot in de wijde omtrek is hij immers Don Pedro en niemand anders, laat dat duidelijk zijn – krijgt ervan langs; op de welbekende wijze, maar nu niet alleen vilein, ook meer cynisch.
Al is mijn leven
in al die najaarvlagen
voorbij gewaaid ― ook
al het blad van zijn woorden
is neergevallen, voorgoed
Ono no Komachi, 834-880
Hij slijt aldus zijn lange, lege dagen. Want: ‘Dat krijg je ervan als je altijd in het hier en nu moet toeven; je niet als personage via de nooduitgang verdwijnen kan’. En, intussen spookt die pastoor maar door zijn hoofd met dat: ‘Veel drukte om niets.’
Don Pedro begrijpt er steeds minder van ‘waar hij dat toch aan te danken heeft’. Op een dag trekt hij de stoute schoenen aan, ondanks alles en met hoeveel tegenzin dan ook, en stapt op de pastoor af. Zij hebben een mannengesprek over van alles en nog wat; en zijn vraag. De pastoor vindt het prettig om met hem eens goed van gedachten te wisselen ‘over waarlijk zinnige dingen’ en hij toont ook ware belangstelling.
Don Pedro raakt hier erg van streek door. Dan verzucht de pastoor bovendien: ‘Maak vooral niet te veel drukte om niets.’ Hij geeft zich gewonnen, legt zich erbij neer: dit zal hij nooit begrijpen. Maar, waar gaat het toch in vredesnaam over? En desnoods: in hemelsnaam. En zo leeft hij de tijd die hem nog te leven valt.
Als de weerkaatsing
van de maan in het water,
geschept in mijn hand
– is hij er, is hij er niet – ,
zo leefde ik in de wereld.
Ki no Tsurayuki, 883-946, doodsvers
* Much Ado About Nothing, een romantische komedie maar zeker ook tragedie (1598/1599) van William Shakespeare, 1564-1616.
Foto’s: Pierre Emanuel
Vorige vertelling: Don Pedro – 1 volgende vertelling: Zo nodig. Tweemaal