Zo nodig. Tweemaal.

Zo nodig

Na een lange wandeling, ondanks de drukkende warmte, geniet zij van het uitzicht over het glooiend landschap; hier en daar akkers tussen de velden en bosschages. Het bankje van kurkeikenhout zit vol met ingesneden namen en hartjes. Zij leest enkele bladzijden in Vier verhalen over de schijn der dingen van Gianni Celati, een meester in trage vertellingen; voorzichtige fragmenten die levensverhalen inhouden, je wordt dan opgetild boven de – of ja, je eigen – dagelijkse werkelijkheid uit; welke dan ook.

Twee kuddes geiten
begrazen een heuvelflank,
een jachtschot echoot, nog eens;
de zondagmiddag,
zo anders dan doordeweeks –
maar, dat onbestemd gevoel.

Thuisgekomen neemt zij het menu voor vanavond door. Een hartsvriendin, uit hun schooltijd, onlangs nogal moeizaam gescheiden. Haar man wilde lange tijd alles alleen maar goedpraten, het niet hebben over waar het tussen hen om ging – zijn pose, al die mislukte woorden omdat ze niet raakten aan hun gevoel van verlorenheid: aan ieders ontoereikendheid om er voor de ander te zijn, dat te willen. Zij wist dat al zo lang.

Maar bij haar eigen man leek het meer om een vorm van bedrog te gaan – een ander. Want gisteren moest hij weer zo nodig voor zaken naar het hoofdkantoor in Madrid; voor een paar dagen. Sinds de laatste tijd voor de zoveelste keer. Zij beeldt zich van alles in, houdt het voor zich. Maar …

Beeld van een struisvogel

Foto: Simon Buschman

Dat hij mij vergat
kan ik nog vergeven – maar
de meinedigheid;
wat een klein leven, die man,
dat hij zich zó liet kennen.

Vrouwe Ukon, ca. 900

Dan leest zij het gedicht ‘Gesprek met een steen’ van Wislawa Szymborska, waaruit:

‘Je komt er niet in, zegt de steen.
‘Je mist het zintuig van de deelname.
‘Er is niets wat dat vervangen kan.
‘Zelfs een tot alziendheid aangescherpte blik
‘baat je niets zonder het zintuig ‘van de deelname’.

‘Je komt er niet in,
‘hebt er nauwelijks een idee van,
‘bezit nauwelijks zijn kiem, de verbeelding.

Tot op dit moment weet zij niet wat ermee aan te moeten. Het met hem bespreken? In geen geval. Nee! Beslist niet.

 

Tweemaal

Na kale takken
de trossen blauwe regen
– jongblad, dan diepgroen; nee
lang niet elke verliefdheid
groeit uit tot een hechte band.

De omgekeerde groeiweg, lijkt het. Toch niet. In de natuur wemelt het ervan. Ook bij ons: na de uitbundige jeugd even wat kalmer aan gaan doen, het andere: volwassen worden. De jaren van het (drukke) gezin, weer gaan excelleren, risico’s nemen, of anderszins intens leven; dan bedaagder oud worden; hoewel. En ook de blauwe regen bloeit tweemaal achtereen; ieder jaar.

Tweemaal die bedwelmende geur; die herkenning, herinnering uit je jeugd. Maar dit geldt lang niet voor iedereen; menigeen heeft het in dit leven minder getroffen. Early problems cast long shadows – vroege problemen werpen hun schaduwen ver vooruit.

Drie dode biggen op de toonbank van een slager

Foto: Simon Buschman

Vooral de nasleep ervan; van generatie op generatie; die weeffoutjes in sociale verbanden als families in een historische context, vroeger tevens de dorpen en gehuchten, tegenwoordig nog de streng gelovige gemeenschappen; zeker ook die adel en de armlastige lapjesadel.

Ik ben als die hond,
nooit rustig, angstig, aldoor
op de baas gericht
– ernstige hondenogen,
hoe ver ook van hem vandaan.

Ishikawa Takuboku, 1885-1912

Toch, het is weinig relevant, bovendien niet zó, dat de ‘menssoort’ vergelijkbaar zou zijn of ís met het plantenleven en de dierenwereld. Ieder is inderdaad een soort apart, met eveneens eigen ontwikkelingslijnen. Het is meer bruikbaar om de mens in de eigen ontwikkelingslijn binnen de eigen soort te zien en nauwgezet te volgen. Vergelijkingen mogen, maar dan liever louter literair.

 
 

Vorige vertelling: Don Pedro – 2          volgende vertelling: De nachten 1