Duet 37

Stilte

Als kind moest ik mee naar de kerk – de katholieke in het geval van ons gezin. Zoals veel kinderen had ik er weinig mee, vond het vooral saai en bleef er ook weg vanaf mijn puberteit. Maar naarmate ik ouder word merk ik dat de muziek en de stilte van een kerk toch weer terug zijn in mijn leven.

Muziek heeft me in mijn leven bij veel mooie gebeurtenissen begeleid en – in het geval van een vervelende gebeurtenis – doorheen getrokken, maar mijn smaak is veranderd. De religieuze muziek zit tegenwoordig regelmatig in mijn CD-speler. De stilte is tegenwoordig lastiger te vinden, in een bos hoor je vaak nog het verkeer of een vliegtuig, maar in een kerk of klooster vind je nog een intense stilte.

Ik vermoed dat dit het was dat mijn moeder er ook gezocht heeft gedurende een leven dat regelmatig op zijn kop stond. Wij – de kinderen – waren nog niet zover.

avondstilte
het kleine ritselen
in de bloemborders

Duet 37

Ongerept

Door Gods genade
ligt dit land
in zoveel open water …

In haar jonge jaren schrijft Annie van Tooren vrije en strofische gedichten; ook religieuze. Haar toenemende belangstelling voor Oosterse filosofie mondt uit in haar passie voor de Japanse poëzie: haiku, senryu, tanka in het Duits, Frans, Engels. En: ‘De verzen zingen in mijn oren; aanhoudend; willen vertaald worden.’ Zij gaat vervolgens – aansluitend op Sanskriet – Japans leren om daarmee tot meer authentieke vertalingen te komen.

Daarbij verdiept zij zich in Tao, Shinto, Zen. Tao als zorgvuldig, sociaal, liefdevol leven. Shinto als het vreugdevolle geloof in ons, ook dagelijkse bestaan. Zen als met aandacht doen wat je wilt doen of aanvoelen wat er gedaan moet worden. Haar ‘Haiku – Een jonge maan’ opent met: ‘De weg van haiku begint in Zen.’ Hasumi Toshimitsu.

De ‘Grote Drie: Tao, Shinto, Zen’ komen voor haar samen in ‘GodsWoord’: haar klavervier.

De zwarte takken
verdwijnen waar ze staan vóór
de opkomende zon;
hoe verdwijnt al mijn denken,
God, voor uw oprijzend licht.

Zij spreekt er nauwelijks over maar gelooft ten volle in een betere wereld waaraan ook zij een bijdrage kan leveren: haar vertaaltalent.

Er zijn wel tijden
dat ’t Paradijs nabij schijnt,
zo schoon de wereld
of alle mensen weder
onschuldig zouden worden.

Ik, agnost (wat door haar gerespecteerd wordt: ‘maar toch wel een beetje jammer.’) schrijf haar:

Dat een trage zee
wegvalt in het wintergrijs
van lage luchten,
laat onverlet dat stippen wit
duikelende meeuwen zijn.

Zij antwoordt:

Door matte, natte
blad’ren van de nazomer
schijnt de morgenzon;
vertel jezelf vanavond
jouw eigen lieve leven.

En stuurt een paar dagen later van Willem Hussem:

een ongerepte wereld maken
droomde ik
mijn handen schoten tekort
nu ik ontwaak
staat de zon boven het besneeuwde land

 
 

haibun: henk van der werff        foto: henk van der werff        haibun: simon buschman

 
 

Vorig duet: Duet 36          Volgend duet: Duet 38