Eindelijk
Het begin van haar leven was een valse start. Als klein meisje belandt ze met haar moeder in een Jappenkamp. Ze ziet de vernederingen die haar moeder moet ondergaan, meestal gebeurt dit tijdens een appél, soms omdat zij – haar kleine dochtertje – iets verkeerd gedaan zou hebben.
Eenmaal terug in het veilige Nederland wordt ze verkracht door een familielid waar zij en haar moeder tijdelijk wonen tot ze een eigen huis krijgen. Later loopt haar huwelijk op de klippen en uiteindelijk doet ze een poging er een einde aan te maken, die mislukt.
Ik ken haar van bijeenkomsten van een vereniging waar wij beiden lid van zijn en zoek haar een keer op met een bos bloemen als ze ziek is. Op tafel ligt het verhaal van Parzival en we raken hierover in gesprek. Meer gesprekken volgen, luchtige onderwerpen, maar ook gesprekken waarbij onze levens centraal staan.
Wanneer ze later ongeneeslijk ziek wordt krijg ik van haar een beeldje van een kraanvogel en een van een schildpad die ze van een Japanner krijgt tijdens een georganiseerde reis naar Japan voor kampslachtoffers. Ik krijg ze op één voorwaarde; ik moet ze – als het mijn tijd wordt – doorgeven aan iemand anders die er dan behoefte aan heeft.
Als ze met haar dochter naar het hospice rijdt verzucht ze: ‘eindelijk mag ik dood’.
de boom vol knoppen
doodstil wacht zij op leven
doorstaat de tijd
MK
Hoog over
Annie van Tooren en ik wisselen tanka’s uit die naderhand bijeengebracht worden in antwoordverzen; samen met tanka’s van haar en die van mij, 48 ieder. ‘Hoog uit het blauw’, Meulenhoff 1994.
Antwoordvers avt/sb:
Vanuit het donker
van de vroege voorjaarsnacht
komt heel voorzichtig
het eerste klare fluiten
van een merel in de morgen.
Sinds vader me zei
dat vaak eenzelfde vogel
het morgenzingen
rond ons huis begon, lag ik
vanuit de nacht te wachten.
Wij gaan per telefoon of bij een lunch zelden op die verzen in. ‘Laat de verzen zelf uitmaken in hoe ze het helderst klinken, zingen; en daarin hun persoonlijk gevoel en betekenis kunnen uiten.’ Deze zin, in allerlei varianten, herhaalt Annie vaak. Zoals wanneer wij naar het wit van ons glas karnemelk kijken, het zuivere wit als dat van een waterlelie.
Antwoordvers avt/sb:
Wat is het te staan
aan een uitgestrekte zee
nu het laagtij is,
de branding geen kracht meer heeft,
om wolken langs te zien gaan.
Hoog door de hemel
glijdt één witte wolk voorbij,
vol van avondlicht;
maar de bosgrond daaronder
ligt verzonken in diep rood.
Haar krachten nemen af, zij zinkt vaak weg in een afwezige sluimer of diepe slaap waarin dag en nacht in elkaar vervloeien. En zij vraagt mij soms om te citeren:
Golven vervloeien,
laten een schuimring achter,
andere volgen,
laten hun schuimring achter
– aldoor even minder ver.
En zij vraagt weleens van mijzelf te citeren over de keer dat zij aan de voordeur mij uitzwaaide:
Met het handgebaar
van de oud geworden mens
groet je ten afscheid;
buiten valt niets meer te zien
dan het daagse licht van deze dag.
Annie overlijdt op 14 augustus 1991 te Eindhoven:
Midden in de nacht
laat een vogel van zich horen,
daarna een van ver;
je frêle handschrift stokte,
jij sloot je ogen – en ging.
Haar laatste brief van ruim enkele maanden ervoor is voor mij haar levenstanka:
Meeuwen gaan uit,
golven naderen brekend
in randen wit schuim;
nooit vergeet ik het ruisen,
de kreet hoog over het duin.
Met daaronder:
let your last thinks
all be thanks
W.H. Auden
Intussen heb ik bijna alle dichtbundels van Willem Hussem verzameld, gedichten (zegsels) met en zonder krachtige, broze en veelzeggende schetsen. Zijn toon en die van Annie in haar tanka’s noemde ik eens: ‘Jullie tweelingzang.’ Zij glimlachte; en knikte daarbij.
van de oude moerbeiboom
heb ik een stek gekweekt
wanneer zij draagt
zal ik er niet meer zijn
maar iemand plukt de vruchten
Willen Hussem
haibun: henk van der werff foto: henk van der werff haibun: simon buschman