Een glas karnemelk

Even bewegen
de uiterste halmen, heel licht
huivert het ven
als geraakt door een herinnering,
ongeweten voorbijgaand.

Anna (Annie) Maria Mulder-Swanenburg de Veye
1900 -1991 – pseudoniem: J. (Annie) van Tooren

Vijfentwintig jaar geleden werd het lichaam van Annie van Tooren bijgezet in het familiegraf te Muiderberg. De Algemene Begraafplaats heeft een lange, rijke en bewogen historie, het nalezen waard. Helemaal rechts achteraan is haar rustplek, erna een grasveldje en een beukenhaag. Erboven de wolkenlucht van iedere dag, vandaag (najaar 2015) grijzig met hier en daar wat lakse wolken. Ganzen die het formatievliegen oefenen gakkeren over, kiezen hun positie in de V; of struinen er wat omheen. Immers, straks pas gaat het ‘volleerd’ – begint de jaarlijkse, gestage trek naar het diepe zuiden. Wie daar niet in past, er zich niet in weet te voegen of het niet volhoudt, valt onderweg uit en is hopeloos verloren; wordt aas voor de vele omhoog kijkende vossen, gieren en allerlei kraaiachtigen.

Maar nu, van Badlaan 25 naar de Zeeweg – het Gooimeer, project van Natuurmonumenten. Aan de randen langs het dorre riet hier en daar wat rommelige vlekken meerkoeten, statige zwanengezinnen, onrustige meeuwen. Talloze vogels met al hun geluiden en bewegingen, hun zwermgedrag en onderling gedoe. Annie schreef erover, zij ligt er nu vlak bij in de buurt.

Het marmer van de grafsteen is valend wit met vlakken grijs, grauw getekend door verwering; een marmer dat ontoegankelijk lijkt voor naar wie verwezen wordt: naar Anna Maria, naar Annie.
Zij is herinnering geworden, sinds decennia al; een dierbare herinnering die niet meer ‘ongeweten voorbijgaat’ maar hier voor altijd en voorgoed tot rust kwam, eindelijk haar rust vond.

Ik sta bij de familiesteen die met een korte tekst ook naar haar verwijst. Annie zelf heeft zich sinds 1991 geheel in zichzelf teruggetrokken, voor eeuwig, ook in:

Als langzaam, langzaam
de avondhemel bleek wordt
weet ik weer zeker:
nooit zal de gloed verbleken
in mij achtergebleven.

De begraafplaats is uniek door het grote aantal familiegraven die geschiedenissen te vertel-len hebben. De grafstenen zijn intussen verweerd, sommige overdwars gespleten ― of ie-mand er uit wilde ópstaan. Namen en jaartallen sinds 1833 tot vorige week, een kind van acht.

Je kunt zien dat de kerkhofbeheerder aan de oude graven slechts algemene zorg besteedt. Zeker niet meer. De graven zijn geschiedenissen die niet meer doorverteld worden, stilgevallen zijn. Veel oude, bemoste grafteksten zijn nog amper leesbaar: het zijn nu verhalen met gesloten ogen, dichte lippen, rustende en berustende handen.

Er verschijnt sindsdien geen verhaal meer van Annie, niet meer van haar gewillige hand die geduldig schreef:

Door Gods genade
ligt dit land
in zoveel open water.

Ook niet meer die liefdevolle brieven, eindigend met … met een zoen van Annie.

Maar ze blijven, haar tanka’s, zoals:

Over de golven
gaat het ruisen van de zee
met grote stemmen;
maar de golven van verdriet
die op ons hart slaan, zwijgen.

Tijdens de lunch dronken we altijd een glas karnemelk, spraken over het wit en de smaak ervan, de zuiverheid ervan; en herhaalde zij: ‘Zo zou ik met iedereen die mij dierbaar is – en die om mij geeft – hier aan tafel willen zitten.’

Daarom drink ik op haar graf óók een glas karnemelk, met een lichte knik naar de marmeren steen, haar naam op het wit met speelse vlakken grijs.

 
 

Vorige vertelling: Bink          volgende vertelling: Een groot misschien. De weg.