1
Verhuizen is immers niet
een lang bewoonde plek achterlaten —
je neemt waar je je thuis voelde
mee in je handbagage:
de zondagochtenden, een geur
van populierenblad en lichtval
in de gang, je ruime boekenwand,
de eethoek en het zonnescherm
dat naar keuze schaduw gaf.
2
Verhuizen is de plek van straks
toevoegen aan wat later blijkt —
je tekent waar je wonen gaat
uit op het leeggehaald behang:
het uitzicht op de bomen, een hal
met pas geverfde deuren, de trap,
een brede vensterbank, de schouw,
een houten bank voor in de tuin
die rijkelijk verwilderd is.
3
Verhuizen is een heuse daad —
een stugge avondwandeling,
het maanlicht op de velden zien,
besluiten niet terug te gaan:
een uilenroep, een vrachtvliegtuig
waarna de tintelkoude stilte;
en waar je dan op wachten kunt —
de leegte die ik achterlaat haalt in,
loopt mee, blijft altijd in mijn buurt.
4
Verhuizen als refrein — ervaring
en gemak om stevig toe te dekken
hoe moeilijk me dit valt, weggaan
want ook dáár niet durven aarden:
dit dorp, ik sluit ’t van nature buiten,
groet mensen, word heemkunde-lid,
jureer de jaarlijkse schapenschouw, ga
wintertruffels zoeken; zie dat ik lang
de enige niet ben — maar zielsverlegen.
Vorig gedicht: Zinsbegoocheling volgend gedicht: Te jong