Een kerkgenoot

Het internaat, goede momenten, ook intens heimwee en ontgoochelingen, lange fietstochten en een serie bijzondere gesprekken met een psychiater/neuroloog (‘Simon, je bent een gevoelig iemand; vraag hulp als het nodig is.’ – dat knoopte ik goed in mijn oren). Lezen; vooral lezen bij de pater-bibliothecaris, een goedmoedige man. In die tijd was ik smoorverliefd op Ria, twee jaar lang (dat was wederzijds, bleek enige jaren later). Dat bleef echter volledig toegedekt, onopgemerkt zelfs; want, de imperatief van de pastoor indertijd: ‘gedraag je als een seminarist’.

Langs de polderweg
trekken de straatlantarens
een kaarsrechte lijn

Ik ging terug naar mijn geboortedorp Lisse, dat ik alleen van de vakanties kende, en werkte anderhalf jaar als landarbeider in de bloembollencultuur (menigeen vond mij een vreemde vogel); om geld voor thuis te verdienen; om weer thuis te raken in de dagelijkse werkelijkheid. Ik voelde me alleen, gedroeg me vriendelijk en welwillend.

De overbuurvrouw
werkt elke dag in haar tuin,
doet dan boodschappen,
laat zich daarna zelden zien:
zo worden maanden jaren.

In die tijd zien Marja en ik elkaar regelmatig. Zij komt uit een streng gereformeerd gezin, ik uit een streng katholiek gezin, van origine Joods maar geassimileerd. Ergo! Al dat onbedoeld heimelijke. Maar toch. Wij hebben het over van alles en nog wat; vooral over wat ons in elkaar aantrekt en bezighoudt. Dan vertelt Marja dat zij in verwachting is van Frans, een kerkgenoot; De dominee wil mij spreken; binnenkort.

ik wil hem pakken,
die witte vlinder; dat doet
onwezenlijk aan

Garaku, circa 1800

De dominee vraagt me of ik de verantwoordelijkheid voor de zwangerschap op me wil nemen omdat zij anders verstoten wordt; zowel uit haar kerkgemeenschap als uit haar gezin. ‘Dit vraagt de Heere van je. Aanvaard dat deemoedig.’ Ik voel me ontredderd, vooral vreemd. Ik zeg ‘ja’; voor Marja. Dat doet er voor de dominee niet toe.

De getuigenis in de kerk. Marja en ik vooraan, elk in een oude leunstoel. Geen orgelspel. De preek van de dominee: Bijbelteksten, schampende teksten over de verderfelijke man (zondebok) die Marja ontmaagde, bezwangerde, verstoten dient te worden; ter genoegdoening en rechtvaardiging van haar en de hechte geloofsgemeenschap.

En dan doet Marja deemoedig maar duidelijk haar getuigenis. Ik word met een strak gebaar heengezonden; sta buiten; enige tijd nogal van slag.

Uit die ene wolk
– de zon schijnt – een slagregen,
felle wervelwind:
kermis in de hel, het feest
der duivels … Over, ineens.

Maanden later hoor ik dat Frans zich ‘met deernis’ over ‘die door een onbeheerste ander bezwangerde Marja’ vanuit mededogen ontfermd heeft. Hij heeft haar in zijn geloof in De Eeuwig Almachtige aanvaard – dankzij de openbare zuivering en oprechte vergeving van haar geloofsgemeenschap.

Marja en ik spreken elkaar niet meer. We zien elkaar nog wel eens, wenden onze blikken dan af. Die afspraak is ongewild een verbond tussen haar en mij; en met de nadrukkelijke ‘zegening’ van de dominee.

Een paar jaar later zoek ik de dominee op. Hij wendt vriendelijkheid voor; maar hoe hij naar mij kijkt … Hij vertelt alsof alles heel gewoon is en dat dit zo het beste was. En dat bijna iedereen ervan afwist; ook wist dat Frans, een kerkgenoot, recht had op een ‘plaatsvervanger’; ik dus. ‘Want dat is het historisch alsook verworven recht van déze, onze geloofsgemeenschap; de hechte geloofsgemeenschap waartoe jij niet behoort.’

Van het natte pad
naar het nooit meer natte pad,
onderweg wat rust:
laat het waaien als het waait,
regenen als het regent.

Sojun Ikkyu, Zenmeester, 1394-1481

Met als toelichting voor Zen-adepten: ‘Laat het waaien als het waait, regenen als het regent; laat de mensen beweren wat zij beweren, maar weet voor jezelf waarover het gaat – en wat daarin ‘de waarheid en werkelijkheid’ is; wat bij ‘ons Lijden’ hoort.’

~ ~ ~

Marja sterft rond haar dertigste aan baarmoederhalskanker (in die tijd ‘a silent killer’). Of daarin een beschikking besloten lag … Als ik haar graf bezoek, geef ik haar twee witte, volbloeiende rozen, wetend dat ze zó-zijnde – op haar grauwe tombe – spoedig zullen verwelken. Haar zoontje Clemens wordt in het gezin van haar hartsvriendin opgenomen; Frans, intussen Marja‘s ex, stemt er met moeite mee in.

dauw op iepenblad –
zomaar eens hoor je een druppel
een grondblad raken

 
 

Vorige vertelling: Magda          volgende vertelling: Zwaar van sneeuw – 1